De priester - of bisschop - die de mis opdraagt heeft een onderonsje met Onze Lieve Heer. In het Latijn, zodat we het niet kunnen verstaan. Daarom staat hij met z'n rug naar ons toe.
Een tegemoetkoming is zijn mantel, kazuifel geheten, en verdere kleding, waarop in prachtige geborduurde voorstellingen scenes uit de Bijbel staan afgebeeld.
Vanmiddag in het Utrechtse Catharijneconvent werd ik overdonderd door een verzameling kerkelijke kledij uit vroeger eeuwen, zo mooi, zo ingenieus. Die mantels, leerde ik, waren duurder dan drie kerkorgels, dan alle schilderijen. De zeldzame kleurstoffen, het gouddraad. Vaak ontworpen door grote schilders als Van Oostsanen.
Dat er zoveel bewaard bleef komt door de beeldenstorm. Deze kledij werd veilig opgeborgen en lang niet gebruikt.
'Het geheim van de Middeleeuwen in gouddraad en zijde' wijdt je in, in kleurstoffen en weefsels. In een wereld die met de reformatie verloren ging.
Voor God was alleen het mooiste mooi genoeg. En mooi is duur. Aan sponsors ontbrak het niet. En zo werd heel de kerk een afspiegeling van het hemelse Jeruzalem: 'De stad die schittert als edelstenen en waar de straten van goud zijn', rond het altaar met z'n kostbare attributen, de schalen, de wierookvaten, de monstransen.
Pronkstukken, bedoeld, ja voor wie? Voor God, zeggen ze, maar toch ook om de gelovigen te imponeren. Duur, als de kleren van de Maria en de heiligen op de schilderijen.
God ging goed gekleed, in z'n dagen.