In november zal de 'biografie' van Louis Lehmann (1920-2912), de dichter, scheepsarcheoloog, discjockey en wat niet al verschijnen. Hij was surrealist, niet als pose, Louis poseerde nooit. Hij was surrealist omdat hij zo in het leven stond. Dat was denk ik ook de reden dat hij in 1968 bij onze tentoonstelling in het kader van het Jeugdsentiment van de jaren '50 opdook, in een oude school in de Egelantiersstraat.
We raakten bevriend, vooral toen hij 'zijn' muziek, van Marley tot Ellington wekelijks in de Avonden kon draaien en meer nog toen we zijn eigen composities opnamen, gespeeld door Guus Jansen, voor twee CD's. We praatten eigenlijk het meest over muziek. Zingen kon hij ook, zo bleek toen wij de vestzakopera ''Der Morder'' opnamen. Louis was altijd op zoek naar geestverwanten.
Voor de ware surrealist is alles materiaal. Zijn enige zitmeubel was een oude kruiwagen. Hij vond de sluitdriehoekjes van de Tempozakdoekjes zo boeiend dat hij ze met hun plakrand aan de muur plakte, tot een patroon. En toen hij in het ziekenhuis terecht kwam en moeilijk ter been was vond hij ergens het handvat en de steel van een spade, waarmeee hij zich door de gang van het Slotervaart bewoog.
Gevraagd hoe hij het daar vond luidde zijn antwoord: 'Bizar'. Er verscheen al een voorproefje van de biografie van jaap van der Bent en Paul Abels, AFDH, dat nieuwsgierig maakt.