We waren in Texas, in de succesfilm van Richard Linklater, en groeiden op. In het meervoud, want iedereen groeit daar op de zelfde manier op. Als ie tenminste blank is en niet al te arm, want er komt geen zwarte in voor. Een enkele Hispano, de loodgieter.
Het verhaal is vanaf 2002 met de zelfde acteurs gefilmd, en sindsdien autobiografisch aangegroeid.
Ik dacht aan het boek dat VS Naipaul schreef over het Zuiden van de VS, A turn in the south (1989). Hij beschrijft het op de zelfde manier als eerder Afrikaanse stammen. Als een etnoloog. Zo worden Rednecks een volksstam met zeden en gewoonten, als het aanbidden van een vreemde heilige genaamd Elvis Presley. Rare lui.
Linklater portretteert een klasse wat hogerop. Er wordt soms gestudeerd. Iedereen is levenslang zoekende. Men begint voortdurend nieuwe levens.
De conclusie is onvoldaanheid, na levens vol carrière, verbroken huwelijken, kinderen die weer het zelfde zullen meemaken. En het eindigt met de verzuchting 'is dit nu alles?' Amerikaanse wijsheid heeft zo vaak sociologische trekjes. Lange tijd hoop je dat iemand zich zal losmaken, in dit geval de jonge Mason, die artistieke trekjes vertoont en artistieke foto's maakt. Maar nee.
Losbreken uit dit stamverband is zo goed als onmogelijk. Je hebt je jonge, wilde jaren, je trouwt en krijgt te jong kinderen, je scheidt. Die kinderen hebben vervolgens de grootste moeite met hun ouders, die zich met alles bemoeien. Totdat ze zelf kinderen krijgen en weer net zo tekeer gaan.
Je weet hoe het eindigt, met een familiereünie waar alle exen en kinderen bijeenkomen en het stamverband bejubelen. Iedereen is er. Niemand heeft de benen genomen. Boyhood. De titel kan alleen betekenen - hoe pijnlijk - eeuwige jeugd.
Verschrikkelijke mensen, stuk voor stuk. Vlakke karakters. Helaas stond de regisseur dat niet voor ogen. Die zag een eigentijds 'coming of age'-drama.