Duitsland was lange tijd niet meer dan een versleten landkaart. Die ik uitlegde op de vloer, waarna ik er bovenop ging liggen. Mijn neus op de vreemde namen, die ik prevelend uitsprak. Van veel weet ik nog steeds niet meer dan dat. Na jaren kwam ik in Wiesbaden. Kaiserslautern bleef fantasie.
Sleutel was de Autobahn, die stukje bij beetje door het land trok. Gokautomaten met drie wentelschijven en een Gewinnplan. Sigarettenautomaten met HB. Het eerste flesje Sinalco.
Eerste spanning bracht de Europabrücke, een ellenlange, Baileybrug over de kolenhopen van het Ruhrgebiet. Nog jaren moest je van de Nederlandse grens naar de eerste aansluiting, Dinslaken, waar je nu voorbij zoeft. En hield het beton op bij Bruchsal. Het bleek veel later een kasteeltje in een park. Dinslaken bleef een naam. Het merendeel van de namen langs de weg bleven namen. De Raststättes, de Tankstelles met ARAL en UTA. Anders niets.
En zo is het nog. Over dit Duitsland is vrij weinig geschreven. Behalve bijvoorbeeld door Wolfgang Herrndorf in zijn laatste, onvergetelijke roman Bilder deiner grossen LIebe over Isa. Het minderjarige meisje dat de benen neemt uit een inrichting en Duitsland doorzwerft. Zo leer je een land kennen.
Iets anders dan het zelfgenoegzame 'Was ich noch zu sagen hätte.' De enige Duitse regel die men hier nog kent. Lees Daniel Kehlmann, lees Herrndorf. In het Duits. Er ligt daar een ander land, waar ze een andere taal spreken. Of zoals Keulse vriendje Herribert spotte als ik weer iets had miszegd: 'Jaja, wollen sie noch ein stückchen Kipf?'