Adriaan Bontebal Memorial

 Komende zondag is in het Haagse theater De Regentes de middag - vanaf half twee - gewijd aan Adriaan Bontebal. En de doop van zijn postume bundel 'Tot hier en niet verder'. Schrijvers lezen zijn werk. Ik dit verhaaltje, dat hij eens voor vpro's Music-Hall schreef, 'Bekeuringsrijp'. Weet hierbij dat Adriaan in 1975 bij een ongeluk een been was kwijtgeraakt:

 'Ik onderneem een van mijn sporadische voettochten. Gewoonlijk ga ik zelfs op de fiets naar de wc. 'Hé, jij daar! Hier komen!' hoor ik achter me. Ik draai me om. Verrek, een mannetjessmeris. Vriendelijkheid veinzen, Adriaan, vrien­delijkheid. Ik ga naar hem toe. 'Dag agent. Kan ik iets voor u betekenen?' 'Kan ik iets voor u betekenen? Werk! Je betekent werk voor mij. En daar heb ik een godsgruwelijke hekel aan. Vooral als het onnodig werk is. Misschien hangen je haren voor je ogen of is je bril beslagen, maar je loopt door het rode licht.' 'Ach, daar heb ik niet bij stilgestaan.' 'Dat zeg ik. Daarom riep ik je ook.' 'Nee, zo bedoel ik het niet. Ik heb er niet bij stilgestaan om te stoppen. Er kwam namelijk niets aan.' 'Dan heb je zeker stront in je ogen: ik kwam er aan.'

 Ik blijf de vriendelijkheid zelve. 'Jawel, maar u loopt op de stoep. Meneer is zeker wijkagent, de wandelende tak van de Hermandad. Geintje agent. Moet kun­nen. Om een gemoedelijke sfeer tussen burgers en het korps te creëren. Maar, in elk geval, er kwam op de rijweg niets aan.' Hij wordt ongeduldig. 'Ik kwam er toch aan, druiloor. Je loopt toch niet door het rode licht als er een politieman aankomt. Dat is de goden verzoeken.' 'Nou nou. U heeft het hoog in de bol. Maar los van die goden: stoplichten hebben nogal de neiging om de hele dag hetzelfde te doen, verkeer of geen verkeer. Een rood licht betekent dus niet bij voorbaat dat het gevaarlijk is om over te steken. Daarnaast geeft een groen licht niet de garantie dat er niet een of andere kamikazepiloot met een noodgang door komt zet­ten. Daarom: als ik moet oversteken kijk ik altijd even of er verkeer aankomt, lichten of geen lichten. Als de weg vrij is kan me de kleur gevoeglijk gestolen worden. Die dingen staan er tenslotte om aanrijdingen te voorkomen, niet aanhoudingen.'

 Hij is even stil. Er vallen wat vraagtekens uit zijn ogen. 'Bovendien loop je raar.' 'Is dat ook verboden?' 'Dat zeg ik toch niet.' 'Maar als de wetgever, in al zijn goedertierenheid, zijn onderdanen toestaat om, met welke reden dan ook, raar te lopen, waarom moet u dan (een controleur in dienst van diezel­fde wetgever) mij erop wijzen dat ik raar loop?'

 Hij wordt boos. 'Je loopt raar, je loopt mank. Ik bedoel dat je niet snel genoeg loopt om zonder gevaar door rood te gaan.' Ik krijg een inval. 'Nu zet u uzelf in de tang. Zou ik namelijk keurig op het groene licht wachten en vervolgens blindelings oversteken, dan staat het licht al lang weer op rood voor ik de overkant heb bereikt. U heeft mijn snelheid aardig ingeschat. Stom dat ik niet eerder met dit argument ben gekomen. Want eigenlijk is het zo: door dat rare lopen van mij zal ik altijd door het rode licht gaan. Is het niet aan het begin van mijn over­tocht, dan is het wel aan het eind. Voor aan­houdingsgeile wetsdienaren zal ik dus altijd bekeuringsrijp zijn. Een rechtsongelijkheid tussen mij en de meer valide medemens.

 Dus, laten we het daarop houden: ik kijk gewoon wel of er iets aankomt. Op de rijweg, wel te verstaan.' Woedend trekt hij zijn dagboek. 'Hou maar op met die kletspraat. Ik ben je gelul spuugzat. Ik slinger je op de bon.' 'Groot gelijk heeft u agent. Wat is de aanklacht: lopen of leuteren?'