Dons

 Het nieuwe nummer van het 'Haagse' tijdschrift Extaze is, zo Haags als het maar kan, geheel gewijd aan Couperus (1863-1923), die 150 jaar geleden geboren werd. De man die schreef 'zoo ik ièts ben, ben ik een Hagenaar' is een en al toon en stijl.

 Neem nu het woordje dons, zoals het voorkomt in 'De stille kracht'. Leo Ross laat zien hoe Couperus het heel dat boek door in alle mogelijke verbanden en betekenissen toepast. En al die vormen van dons hebben van doen met de stille kracht, de magie die Indië bezielt. Zo spreekt Couperus van een nacht 'als een dons van fluweel', van 'de donzende nacht' van 'een donzende geluideloosheid' of 'de donzende stilte'. Er ontstaan curieuze werkwoordsvormen in zinnetjes als 'geheim dat zij voelde aandonzen in de nachten'.

 Couperus is woorddronken.

 Er doemt een werkwoord op als 'traptraden', in de zin: 'De koetsier reed langzaam een stijgende weg op. De liquide sawah's traptraden als spiegelterrassen.'

 Ross zegt je hebt traptreden en er is het werkwoord treden. En zo kom je bij de tredende traptreden van Couperus, die in de verleden tijd 'traptraden'. En je begrijpt, zoo hij iets was dan was het taal.