In mijn aanstaande bundel Haagse verhalen - met Haagse tekeningen van Marcel van Eeden ‑ komen oom Jan en oom Henk niet voor. Zij waren van oudsher de twee vrienden van mijn vader, van school en uit de militaire dienst. Bij oom Jan en zijn gezin moest gegeten worden, op de Prins Mauritslaan. Zes kinderen en vier volwassenen. Met als toetje Haagse bluf, want dat kon tante Hélène, een erg Haagse mevrouw, zo goed.
Haar oudste dochter was dan mijn 'tafeldame'. Tante leerde me hoe ik haar tafelheer moest zijn.
Later had oom Jan haar verlaten, hoorde ik, woonde alleen op een kamer in de binnenstad en dronk. Mijn vader was nog een keer langs geweest daar. Oom Jan was toen geen jurist meer op Algemene Zaken. 'De fles jenever stond onder z'n stoel, of hij hem wilde verbergen.'
Oom Henk was kandidaat notaris, ongetrouwd en altijd opgewekt. Tot hij mijn moeder opbiechtte dat hij homoseksueel was en werd afgeperst door 'een jongetje'. Dat kon niet voor een kandidaat-notaris. Hij had het mijn vader nooit durven vertellen, want die had een hekel aan homoseksuelen en deed ze kwasi‑komisch na. Niet lang daarna zijn beide ooms gestorven.
Ze staan op de huwelijksfoto's van mijn ouders.
De ooms blijven verder ongeschreven. Ik weet te weinig.