Een grotere bron van onheil dan het geloof in woorden is moeilijk te verzinnen. Morgen verschijnt 'Een licht dat schijnt in duistere plaatsen' (1668), het vernietigde laatste boek van de 'ketter' Adriaan Koerbagh.
Wie de nu in moderne taal overgebrachte tekst leest maakt mee hoe een heldere schrijver en denker in de 17de eeuw de bijbel leest en vraagtekens in de kantlijn zet. Hoe is het vertaald? Waar komen woorden als duivel, engel, hemel en hel eigenlijk vandaan en hoe verkregen ze hun onaantastbare betekenis. Wie - als voorloper van de verlichting - zulke vraagtekens zette bij het leergezag van de Gereformeerde kerk liep groot gevaar. Was die kerk trouwens eigenlijk zo 'hervormd'? Koerbagh zag weinig verschil met het katholicisme. Hij wantrouwt alle kerkelijke organisaties en hun patent op de uitleg van de Schrift. Zijn vriend Spinoza ging hem voor: God en de natuur zijn voor beiden een en het zelfde wezen. Zie ook het klassieke 'Het woord is aan de onderkant van Inger Leemans'.
Neem het Hebreeuwse woordje Satan, zegt Koerbagh. Dat betekent tegenstander of opponent, Maar in onze bijbel staat niet 'opponent' het woord blijft onvertaald. Tendentieus of onvertaald, zoals vaak. En zo worden 'dwalende leraren' bij Judas duivels en zo meer. Kortom, de bijbel is zomaar een boek, net als Tijl Uilenspiegel, dat vol onwaarheden staat en beweringen die tegen alle logica indruisen. Hoe pasten al die dieren in Noachs ark? En, psalmen waren vaak tegelijk wereldse, ontuchtige liedjes.
Het vonnis luidde dat Koerbaghs tong op het schavot voor het stadhuis 'met een gloeiende priem doorstoken' zou worden en zijn rechterduim afgehakt. Maar dat gebeurde net niet. Een jaar later stierf deze lezer in het Amsterdamse Rasphuis.