'Het is altijd anderhalve man en een paardekop die wat doet. En de rest is brandhout voor de vuren en slechts geschikt voor de instandhouding van de soort...'

I.M.Heere Heeresma

Met Heere heb ik sinds 1972 zoveel meegemaakt dat zijn dood me met stomheid slaat.

De dood van Jan Arends dan, in 1974.
Heere had hem goed gekend, maar had niet naar de begrafenis durven gaan. Het was op Westgaarde geweest.
Een week later besloten we daar alsnog heen te gaan.
Ik nam mijn recorder mee. 
Het was beestenweer. Eenmaal op het complex aangekomen worstelden we ons tegen de gierende storm en regen in naar een klein gebouw waar licht brandde. We troffen er drie heren in uniform.
'Heren,' donderde Heeresma met zijn stentorstem, 'waar vinden wij de as van de heer Arends?'
Het werd nagezocht.
De plaats van de urn werd ons uitgeduid. Ginds in de verte, aan de andere kant van de vijver moesten we zijn.
Met draaiende opnameapparatuur begaven we ons - dwars tegen de westenwind in - in de aangegeven richting.
Maar deze storm ging onze krachten te boven.
Bovendien hoorde ik op mijn koptelefoon de microfoon voortdurend dichtslaan. Er was weinig te verstaan van wat Heere probeerde te zeggen.
Tenslotte hielden we halt onder het asgrauwe zwerk.
'Ik geloof niet dat Jan ons hier wil hebben,' zei Heere, met wankele stem.
We aanvaardden de terugtocht.
En belandden in de restauratie van het Haarlemmermeerstation.
Daar werd gestofzuigd.
Tegen het geluid van de stofzuiger in heeft Heere Heeresma me toen zijn belevenissen met Jan Arends verteld.