In de catalogus beschrijft Anita Hopmans de periode 1895-1930 van z'n debuut tot het toppunt van z'n society-roem, toen hij 'de afgod van Parijs' was.
De handige bliksem met alleen wat lessen aan de avondschool van de Rotterdamse academie op zak, die de de juiste vriendschappen sloot en de kunst van het épateren en provoceren verstond. Dat beeld.
Wat minder aan bod komt is wat, hoe en waarom hij schilderde.
In 1907 woonde Van Dongen in de Bateau-Lavoir waar ook Picasso z'n atelier had. Daar, in de Fauvistische periode 1905-1907 voltrok zich de scheiding der geesten die hem tekende. Van Dongen werd geconfronteerd met Picasso's bekering tot het kubisme, de 'Demoiselles d'Avignon' (1906/1907).
Wat kon hij er als tegenover stellen? Hoeren, worstelvrouwen, extreme kleur bij elektrisch licht. Omdat hij naast de Folies- Bergère werkte kon hij electra aftakken van hun generator, en daar was de stad van lijf en licht, zoals bezongen door Baudelaire. Van Dongen gaf een erotische draai aan het Fauvisme, in ongewone beeldkaders en houdingen.
Het werd een gevecht tussen hem en z'n vriend Picasso. Het sensueel plastische tegen het cerebrale. Z'n vrouwen kleedde hij in gemeenste tinten, goud, rood, met groen in de lichaamsschaduwen. Maar de cerebrale Picasso en het kubisme wonnen het bij de kritiek.
Morgen ga ik kijken. Na 22.00 een verslagje in de Avonden