Verder in de dagboeken van Jellema. Over geest en lichaam, en de onmogelijkheid de twee in harmonie met elkaar te laten leven. Jellema duwt me met m'n neus erop. Kan het?
Het is vrijdag 24 maart 1961. Zijn vader, de dominee is gestorven, Cor Jellema is vijfentwintig jaar oud, homoseksueel. Weet geen raad met de vergankelijkheid van het lichaam. Ziet mensen lopen, praten, elkaar vasthouden, elkaar strelen.
Maar: 'Wat praat, wat loopt, wat wordt gestreeld? Je denkt dat je het vast kunt houden, maar opeens valt het uit elkaar.'
En dan: 'Mijn eigen ziel en lichaam hebben zich nooit bij elkaar thuisgevoeld'.
Zo kijkt hij om zich heen. Met mensen praten, van gedachten wisselen, okee, maar vasthouden, strelen, liefkozen?
'Een hand geven, dat is het uiterste.'
Dan komt de onoplosbaarheid:
'En toch, als je ziet hoe iemand volkomen zijn lichaam kan zijn; zijn bewegingen, zijn gezichtsuitdrukking: dat is hij. Maar het is slechts een lichaam.'
En hij eindigt: 'Dit is allemaal geouwehoer. Ik begrijp mezelf minder dan ooit.'
Lees het.