Binnen een paar dagen twee uitersten gezien van het Franse museumlandschap. En het verschil in benadering van kunst en publiek dat ze vertegenwoordigen.Het gloednieuwe Pompidou-Metz past de koopgoot-benadering toe. Zo noem ik het maar als je bovenal streeft naar een maximale afwisseling, in de hoop daarmee te voorkomen dat het publiek zich gaat vervelen.
Dat doet het ook niet in Metz.. Zo bekeken is de aanpak geslaagd.
Pas waneer je aan musea eisen stelt die ontleend zijn aan het onderwijs – en natuurlijk moet je dat doen - blijkt er iets grondig mis. ’t Kan zijn dat je iets leuk of boeiend vindt. ’t Kan toch ook zijn dat je je dan gaat afvragen wie het gemaakt heeft, wanneer en waarom. Sterker nog, het zou toch kunnen zijn dat je er eens een boek over zou willen lezen. Zijn die hier? Niet gezien. Omdat je bent aangestoken. En wil weten .
Nu het andere. Vandaag bezocht ik het Museum voor Schone Kunsten hier in Lyon.
Het tegendeel in elk opzicht. Geen wachttijden. Een stoffig, 19de eeuws gebouw
Waarin de kunst keurig per land en per eeuw geordend aan de muren hangt.
De Nabi Vuillard naast Bonnard, de impressionisten bij elkaar, Monet naast Manet, naast Utrillo en Sisley. Je kunt ze vergelijken. Zien wat ze van mekaar gapten.
En toen was het eensklaps bijna zes uur, het riante terras op het balkon in de avondzon moest sluiten. En zo stonden we opeens – personeel, suppoosten en publiek – jong en oud - broederlijk bij de uitgang – een moderne deur van het Sesam-open-u type.
Maar de deur was stuk. Een conservator-achtige heer met borstelhaar kwam pas na een hele tijd met een sleutel van de achterdeur.
En loodste ons de straat op.
Kunst verbroedert.
Morgen in de Weekendeditie van de Avonden nog wat..