Bij uitgeverij Reservaat, verscheen 'Smeer of de weldoener des vaderlands', een toneelstuk van Jan Arends (1925-1974 ) waarvan de vierde acte al stond in het verzameld werk Vrijgezel op kamers, de rest vond uitgever Nico Keuning bij dramaturg Carel Alphenaar, in een grote bruine envelop. Jan Arends bezocht de Toneelschool in Amsterdam, waar hij menig docent tot wanhoop dreef. Uiteindelijk werd hij afgewezen: 'Een buitengewoon ongeduldige, nerveuze persoonlijkheid. Zeer ongeduldig en ongeremd. Zeer egocentrisch. Neuroticus. Lastig, opbruisend en onbeheerst. Hij is heerszuchtig, heeft last van stemmingen. Hij heeft wel artistieke kwaliteiten, maar wordt belemmerd door de neurose. Psychotherapie valt sterk aan te bevelen. Hij vergist zich vaak in de werkelijkheid. Ziet de dingen te veel van zijn eigen gezichtshoek uit. Hij is een schizoïde figuur.'
Ruim dertien jaar later, in 1961, als hij als huisknecht in dienst is van graaf Du Chastel in een kasteel in Sint-Genesius-Rode bij Brussel, schrijft hij 'in minder dan een week' een toneelstuk. Het verwijst direct naar de reclamewereld en zijn producten. 'Smeer' is een variant van Planta-margarine, die in wegens het veroorzaken van jeuk uit de handel moest worden genomen. In het karakter Copywriter is zonder veel moeite Arends te herkennen.
Geldmaker wil aan een nieuwe margarine zo veel mogelijk geld wil verdienen maar doet zich voor als weldoener: hij maakt de nieuwe 'smeer' duurder dan noodzakelijk. Immers, een duur product is een bewijs van goede kwaliteit. Geldmaker maakt Copywriter tot medeplichtige: 'Reclame maakt hogere wolken en
wijdere luchten. Zij maakt de wereld lichter en beter bewoonbaar.'
De regieaanwijzing luidt: Geldmaker legt zijn handen op de keel van Krantenman.
Geldmaker:Wat doe ik nu?
Krantenman: Ja erg leuk wat u doet!
Geldmaker: Ik heb mijn handen op jouw keel!
Krantenman: Ja leuk. Heel leuk grapje.
Geldmaker: Je zou kunnen zeggen dat ik je bij de strot
heb.
Krantenman: Ja dat is waar. Heel leuk. Dat is waar. Bij de
strot.
Geldmaker: (laat hem los) En nu heb ik je weer losgelaten.
Krantenman: Ja leuk, héél, héél erg leuk.
Geldmaker: En toch heb ik jou nog bij de strot. Gek is dat
hè! En als jij vannacht naast je vrouw van je rode sportauto
ligt te dromen dan zijn mijn vingers nog altijd op
jouw keel.