Het was koud in Gent. In het huis aan de singel van Guido Lauwaert waar ik logeerde werd maar in één kamer gestookt. Daar zat al dagen achtereen een groepje mensen bijeen. 'Ja dat gebeurt hier vaker'. Men dronk. Een andere reden om de kamer te verlaten dan drank halen was er niet. Toen kwam er iemand binnen met een envelop.''t Is voor u Marcel,' zei hij. Dit was gericht tot de dichter Marcel van Maele die in een stoel zat en soms wat prevelde. Onverstaanbaar. Hij keek niet op. ''Uw kinderen staan op het station Marcel,' zei de binnenkomer. 'Ge moet ze gaan afhalen.'Het bleef stil. Zwijgend las de boodschapper het bericht uit.En zei toen: ''Ach nee,' 't was gisteren.' Het drinken werd hervat.
Van Maele diende onder meer in de Koreaanse Oorlog. Hij deed mee met het experimentele tijdschrift Labris (gesticht 1962) en werkte naar eigen zeggen 'in een niemandsland tussen literatuur en plastische kunsten'.
Optredens op poëzieavonden maakten hem een cultfiguur. Door drank-, medicijnen- en druggebruik had hij het regelmatig aan de stok met politie en gerecht. De laatste twintig jaar van zijn leven was hij volledig blind. In 2007 zond Canvas de film ‘Nee, ik speel niet mee’ over hem uit.
Als de dichter aan de toog gezeten
door de grote beer gebeten
aan het betogen gaat:
"Zonder tamtam, zonder blabla
ik heb tram tien gezien, voilà."
Hij heeft zijn krukken weggegooid
en mag nu blijven zitten. Iemand sprak
over de hond van de man in de maan,
't is van horen zeggen zou je zeggen.
(…)