Voor de vpro-gids was ik in Cuesmes, Borinage. Ergens in de aaneengegroeide dorpen onder Mons woonde in 1880 Vincent van Gogh. Bij het mijnwerkersgezin Decrucq deelde hij een kamertje met de kinderen. En daar besloot hij niet langer evangelist te zijn maar te gaan tekenen, voorgoed. Aan Theo schreef hij: 'en in een schilderij zou ik iets troostends willen zeggen, als muziek'.
De woorden komen van ver, maar hier herkrijgen ze hun betekenis. Waar eens priesters heersten en fabriekseigenaren. Maar de katholieke complexen vallen in, de mijnen zijn dicht. Werkloos ben je hier. Waar woonde hij? Ik vraag het bij de sigarenwinkel in het centrum. Oh, Fan Kok bedoel ik, dat is rechtsaf en dan na 200 meter links. Weinig maakt moedelozer dan de aanduiding 'deux cent mètres'.Dat kan namelijk alles zijn tussen om de hoek en pak maar liever de auto. Lopen, besluit ik. In de voetsporen van Vincent. Nu pas zie ik de monumentale mijnwerkerslamp, op de rotonde. Het gaat harder regenen. Niemand op straat. Doorweekt bereik ik het huisje van Fan Kok. In het bos, bij het moeras. Gesloten. Het staat scheef en wordt gerestaureerd. Al heel lang.