Huis

Er staan twee palmen in een verwilderde tuin. Het hek is hoog, en met verroeste kettingen gesloten. Aan de goot moet al dertig jaar iets gedaan worden.

Het huis is gebouwd in de tijd dat dit nog een dorpje met wat villaatjes aan een meer was en geen toeristencentrum. Het vrachtverkeer gaat voorbij. Eens per week kijkt een huisbewaarder de luiken na. 'Van wie is het?' 'Van een familie in Milaan. Rijke mensen. Het was het buitenhuis van de grootvader, maar die leeft niet meer.' Verderop, tegen de helling aan het Lago Maggiore staan de donkere, lege kasteelvilla's in hun parken. Als rijken bouwen wordt het een kasteel. Waar ze niet bij stilstaan: kastelen vervelen. Daar komen opsluitingen in torens van.