Op het trottoir aan de overkant gaat de etende mens voorbij. De altijd hongerige, met een dik besmeerd stuk stokbrood, een candybar of jawel, een ouderwetse zak patat. Niet zo 'n naar plastic bakje met een vakje voor de mayo. Waar voorbijgangers ooit de ene sigaret aanstaken met andere lopen ze nu te kauwen. Wat vroeger een ''tussendoortje'' heette is deel geworden van een dagvulling.
Er moet iets gestild worden. Zou dat honger zijn of mankeert er wat anders? Wat de vraatzucht goed moet maken leer je ook niet in de tv-programma's van Amerikaanse dokters, waarin wanstaltig opgezwollen medemensen te horen rijgen dat ze - als ze zo doorgaan - nog maar drie maanden te leven hebben. Er zijn twee mensensoorten ontstaan, de dikke en de dunne. Grappig zijn de dikke niet meer, zoals Oliver Hardy.
Maar ook in mijn hoofd heeft die zak patat postgevat. 15 cent tegenover het halvemaantje, Laan van Meerdervoort, eind Savornin Lohmanlaan, de eerste in Den Haag-West. Een caravan net een altijd rokend pijpje erop.
En dan denk ik aan de meester aardappelschiller, die hele dagen werkte in de tent bij het eindpunt van lijn 26 in Amsterdam. Nooit een lintje, nee, maar hij had op z'n minst een verhaal verdiend in het socialistisch leesboek 'Helden van de dag, werkers voor ons allen'.