Hij kent er mannen - vrouwen uit de verte of in stelverband - en heeft er vrienden. Maar man of vriend wordt bij hem vanzelf een diersoort. Nu heb ik zelf ook nooit geweten wat bedoeld wordt met 'vriend'. Het gedicht 'Een vriend van mij' begint zo:
Ik heb een vriend,
op een dag hield hij mij staande en vroeg:
'neem mij niet kwalijk,
maar weet jij misschien wat ik van je ben'
de dag des oordeels kwam nu wel heel vlug dichterbij
ik zei dat hij een voorloper was, een verzinsel, een afspiegeling, een uitvergroting, een zijspoor, een tegenwicht en een onmisbaar onderdeel
van mij
hij dankte mij,
wilde alles van mij zijn,
maar niet een vriend
(..)'
Verderop staan de regels:
'hij groette mij en verzocht mij niet naar hem om te kijken en te zwaaien
of in mijn gedachten hem te vergezellen naar zijn denkwereld
waar hij de grenzen van de onuitstaanbaarheid bewaakte..'
Je raadt hoe dit gedicht eindigt. Met de regel: 'Hij is een vriend van mij.'
Dit uit Toons nieuwe bundel: 'De werkelijkheid'. Waarin ook de openingszinnen:
'Ik denk aan God
in een afgeprijsde, lichtblauwe zomerjurk
andere woorden dragen andere jurken...'