Landschap van de geest

 De titel van 'Wanderlust' van de Amerikaanse Rebecca Solnit verwijst naar de 19de-eeuwse Körperkultur, naar de turnvereniging van Vater Jahn. Naar de sportieve zomerkampen waaraan Franz Kafka deelnam en als enige zijn onderbroek aanhield. Maar, hij is wel assistent-badmeester geweest.

 Lopen, het ene been voor het andere zetten, kan met bijna alles te maken hebben. Van militaire parades tot processies, van wedstrijden of 'silly walks' tot de begaanbaarheid van wegen. Zelf loop ik met een stok.

 Als mensen steeds de zelfde route kiezen door onbebouwd land, ontstaat er een paadje, een weggetje. De beschaving baant zich een weg te voet. Het landschap wordt aanraakbaar, ruikbaar, hoorbaar en verzet de geest door steeds nieuwe indrukken.

 Vrouwen op straat blijft penibel. Een hoer is nog steeds een streetwalker.

 Zoals Willem Brakman het 'denkfietsen' benoemde was er altijd al het 'denklopen'. Natuurlijk is de geest ook een landschap. Maar pas de laatste tijd is het lichaam terug op straat, in parken. Het bewegen ervan om gezondheidsredenen is nog recenter. De zondagse familiewandeling, meer was er niet. Mijn vader heeft nooit gewandeld en toen de auto er eenmaal was ook nooit meer gefietst.

 Geleidelijk leerde ik dat met elke stap die je zet de wereld verandert, dat hoe je loopt beïnvloedt hoe je denkt. Je hoort het. Lopen is ook muziek maken. Kinderen huppelen. Maar meestal gebeurt het ongemerkt. Schilders als Caillebotte hebben dat gezien en de wandelaars voor altijd stilgezet. Zolang je nieuwsgierig blijft naar wat er om de volgende hoek is leef je.

Wandelen

 In de oude tijd had je een paard, wie arm was moest te voet. Maar er waren schrijvers en filosofen die het wandelen ontdek­ten als een speciale manier om de geest aan het werk te zet­ten.

 In haar op z'n Duits 'Wanderlust' genoemde boek schrijft Rebecca Solnit een geschiedenis van het wandelen. Jean-Jacques Rousseau beschreef als eerste de omstandigheden waaronder zijn overpeinzingen al wandelend ontstonden. Die wandelingen zijn ook genummerd. Zo beschrijft hij in wandeling nummer vijf  het geluk dat hij vond op het eiland St.Pierre in het Zwitserse meer van Bienne. Botaniseren en bootje varen in landelijke rust, dat was het. Later probeerde hij in Ermenonville bij Senlis zo'n eilandje na te laten maken in een vijver, waar hij begraven werd. W.G. Sebald schreef er over.

 Ook Sören Kierkegaard wandelde, vooral in Kopenhagen. Eerst converserend met zijn vader in de huiskamer. Later ontving hij zelden mensen thuis maar ontmoette ze op straat. De straten van Kopenhagen waren zijn ontvangstruimte. Daar hoorde hij nieuwtjes en roddel en kon hij ontmoetingen kort houden.

 Een eenzame wandelaar zondert zich af van de wereld en heeft er tegelijk contact mee. Het wandelen maakte hem ook los van zijn getob en gepieker. In 1848 schrijft hij hoe jij 'op weg naar huis wordt overvallen door gedachten die dringend moesten worden opgeschreven. Thomas Hobbes had een oplossing, in de knop van zijn wandelstok liet hij een inktpotje monteren.