Eenmaal in Amsterdam moest ik naar ijzerwinkel Dijns aan de Overtoom voor mijn eerste eigen naamplaatje. Voor mij werd een Amsterdamse vrouw geholpen, die ook om een naamplaatje kwam. 'En wat moet er op komen te staan,’ vroeg de man in stofjas.
'J.Pot,' zei de vrouw. Hij liet het haar herhalen. en zei toen: 'J.Pot, wat een rotnaam.'
'Kan ik het helpen dat die man zo heet.'
Dit kwam boven toen ik het gedicht van Piere Kemp (1886-1967) las dat 'VAN DER KLEUREN' heet:
'De zon begint de plaatjes weer te lezen
op de deuren,
glimlacht om de namen naar hun wezen
en fluistert: hier is er geen.
Maar hier woont Van der Kleuren
en die is nooit alleen.
Doopt hij de kleuren in het water
zij worden nimf en hij is sater.
Houdt hij de kleuren naar het licht,
'Kets' zegt de vonk en wordt gedicht.
En slaapt die kleurenzuchtige man?
Van kleuren zonder kleren droomt hij dan!'
En toen kwam zijn 'DICHTERSCHEMERING' (1958)
'Het wordt erg stil om mij.
Alles rond me begint te lopen
op kussens. De zon, de bomen,
de bloemen staan gordijnen te kopen.
De muziek rijdt al in flessen voorbij.
Het duurt niet lang meer met mij.'
ps. Zojuist verscheen bij Vantilt 'Het regent in de trompetten', de mooiste gedichten van Pierre Kemp