Doolhof Brussel

 Als de jonge verslaggever afscheid neemt - hij gaat naar Congo voor de kinderkrant - doet hij dat, als een Brusselaar in de jaren ’30 op het station Bruxelles-Nord. Kuifje zal in Antwerpen scheepgaan.

 Het station is in 1955 gesloopt bij de aanleg van de Noord-Zuid treinverbinding die Brussel vele jaren in chaos stortte. En verhalen voorbracht als Vergeten Straat van Louis Paul Boon, waarin een straat voorgoed aan beide kanten doodloopt.

 In het Brusselnummer van Terras gebruikt Jan Baeke Brusselse tram en ondergrondse-haltes als staties, met werkelijk bestaande namen als Matongé, Drievuldigheid of Mysterie. Het wordt een levensreis met Brussel als metafoor, zijn ber­gen, zijn Zoniënwoud en zijn Babylo­nische naamgevingen.

 Zo een smeltkroes, dan Brussel. Een veel­taligheid, die verten opent. Het Brussels dat Hergé in zijn familie hoorde werd Syldavisch. Welke mengtaal men nu in Sint-Joost, St.Gill­es en Molenbeek op straat spreekt weet ik niet.

 Mijn Brussel begon achter het nieuwe Noordstation, waar ik logeerde in de resten van het Noordkwartier. Neel Doff woonde er nog. Midden in de nacht werd het middeleeuwse café annex hotelletje bestormd door de BOB, de hasj ging het raam uit, maar ze kwamen niet voor hippies maar voor sans-papiers. Heel de wijk is verdwenen voor glas en staal. 'k Zag de laatste hoerenhuisjes nog oplichten temidden van de kaalslag. De nieuwste sans-papiers kamperen nu in het op die plaats aangelegde Ma­ximiliaanpark.

Doolhof Brussel. De trams ontsporen er vaak omdat de rails over zo vele deelgemeenten lopen en slecht onderhouden worden. En het graf van Magritte vind je op de begraafplaats van Schaerbeek, waar hij zijn laatste jaren woonde, maar die ligt dan weer in de gemeente Evere. Wie wil zoekraken kan in Brussel terecht. 

Honger‑symphonie

 Weinig Nederlanders in Eric Mins 'De eeuw van Brussel': Multatuli, die er de Havelaar voltooide, Jan Toorop, maar geen Gorter. Wel Neel Doff, die door de Keetje Tippel-film van Paul Verhoeven voorgoed de hoer werd. Dat ze vooral een bijzondere (Franse) schrijfster was -kandidaat voor de Goncourtprijs in 1911 - leer je uit haar 'Dagen van Armoe en ellende':

  "We waren allemaal misselijk van den honger. Ik was niet uitgegaan, omdat ik niet wist, naar welken kant mij te wenden. Vader was op, verslapt; wij zagen hem bijna niet meer; hij zwierf rechts en links rond, buiten staat tot eenig ernstig werk. Hein en Naatje spraken over 't kunstje, om aan één klein boterhammetje genoeg te hebben. Naatje vond, dat je 't in de rondte af moest knabbelen; 't laatste stukje, zoo groot als een cent, moest je in je mond houden en 't daar laten smelten.

  'Nee,' antwoordde Hein, 'zoo moet je niet doen. Langzaam eten maakt je honger erger; als ik genoeg wil hebben aan één snee brood, slik ik de stukken in, haast zonder kauwen; dan krijg je later wel hoofdpijn, maar je honger is minder.'

  Dirk kwam als een wervelwind binnen stuiven; hij liet de deur wijd open staan en begon dadelijk in de kasten, de laden, de kachel, tot onder de meubels toe naar iets eetbaars te zoeken. Zijn gezicht had een uitdrukking van waanzin. Toen hij niets vond, ging hij weer weg, zonder een woord te zeggen. Moeder was uitgegaan; ze dacht, dat haar hoofdpijn beter zou worden, als ze voor de keukenramen de lucht van 't eten, dat er werd klaargemaakt, op ging snuiven; maar ze kwam nog zieker thuis en met nijpender honger.

  'Wat zouden de rijken toch eigenlijk eten? De lucht alleen zou een doode opwekken, maar als je maag leeg is, sterf je van verlangen er naar. Wat moeten we doen? Wat moeten we doen?'

  Daar ik duizelig was en mijn slapen hamerden, ging ik naar het raam om 't open te zetten; vóór 't winkelraam van den slager aan den overkant zag ik Kees staan, hij likte de ruit op de plaats, waar aan den binnenkant de hammen en ossetongen waren uitgestald."