Ooms

 In mijn aanstaande bundel Haagse verhalen - met Haagse tekeningen van Marcel van Eeden ‑ komen oom Jan en oom Henk niet voor. Zij waren van oudsher de twee vrienden van mijn vader, van school en uit de militaire dienst. Bij oom Jan en zijn gezin moest gegeten worden, op de Prins Mauritsla­an. Zes kinderen en vier volwassenen. Met als toetje Haagse bluf, want dat kon tante Hélène, een erg Haagse mevrouw, zo goed.

 Haar oudste dochter was dan mijn 'tafeldame'. Tante leerde me hoe ik haar tafelheer moest zijn.

 Later had oom Jan haar verlaten, hoorde ik, woonde alleen op een kamer in de binnenstad en dronk. Mijn vader was nog een keer langs geweest daar. Oom Jan was toen geen jurist meer op Algemene Zaken. 'De fles jenever stond onder z'n stoel, of hij hem wilde verbergen.'

 Oom Henk was kandidaat notaris, ongetrouwd en altijd opgewekt. Tot hij mijn moeder opbiechtte dat hij homoseksueel was en werd afgeperst door 'een jongetje'. Dat kon niet voor een kandidaat-notaris. Hij had het mijn vader nooit durven vertellen, want die had een hekel aan homoseksuelen en deed ze kwasi‑komisch na. Niet lang daarna zijn beide ooms gestorven.

 Ze staan op de huwelijksfoto's van mijn ouders. 

 De ooms blijven verder ongeschreven. Ik weet te weinig. 

Amsterdam drawing (1)

 Tekenen brengt vaak een lichtheid met zich mee die schilderijen en installaties missen. Alsof olieverf of concept een groter soor­telijk gewicht hebben dat ze omlaag duwt. Losse lijntjes luchten op.

 Geven de kijker de ruimte. Bij Amsterdam Drawing op het NDSM-terrein in Amsterdam-Noord was het ook nogeens onwezenlijk heet, wat gek genoeg hielp. Er komt ook een mooie bak licht van boven. En buiten kabbelt het IJ.

 Tekenaars dus, werkers met krijt en pen of waterverf als Emo Verkerk, Peter Morrens en Marcel van Eeden, Jantien Jongsma en Renie Spoelstra varen daar wel bij. Het idee van losheid, alsof het zo weer uitgegumd kan en weer anders gedaan. 

 Dat brengt, zo lijkt het wel vanzelf grapjes met zich mee. Grapjes met het medium. Zoals bij de onderbroek van Keetje Mans die van de lijn in de taken woei, of de dolende Jan Arends van Verkerk, ernstige grapjes zoals de eilanden van de Japanse Fumito Urabe, waar je geen Robinson Crusoe vindt maar een autowrak.

 Een enkele keer overheerst ernst als die van Ronald Noorman of de jonge Enkhuizenaar Thijs Zweers die in zijn Zero One no. 10 de wereld omkeert. Wat beschadigingen van de voorstelling lijken zijn juist zorgvuldig uitgespaarde plekken wit papier, net niet overgroeid door een enorm, broeierig bosschage.

 Later meer.

Wunderkinder

 Hoe Duitsland zichzelf weer opbouwde, het Wirtschafstwunder en er trotse grapjes over maakte in de film Wir Wunderkinder. In het Haagse fotomuseum gaat het over 'de stad', thema waarmee je alle kanten op kunt. Maar het opent met de foto's van Karl Hugo Schmölz van het nieuwe, na-oorlogse Duitsland.

 Gek genoeg exposeert Marcel Van Eeden in het ernaast gelegen GEM zijn tekeningen, waarin juist deze esthetiek overheerst. Esthetiek van de dood, denk ik stiekem.

 Ik bezocht in 1969 het door Schmölz geportretteerde, nagelneue Funkhaus van de WDR - tussen het station en de Kölner Dom - en bezichtigde de montagekamer waar Herr Tonmeister geluidsband sneed, net als in Dr. Murkes Versammeltes Schweigen van Heinrich Boll. Betonbouw, met interieurs van schrootjeswanden en trappen­huizen - Schmölz is trappenhuizengek - met overlopen en talloze hekwerken van fantasiestaal en koperglanzende aluminium balustraden. Marmer en parketvloeren in de afwerking. Je ruikt de boenwas.

 Hier en daar torent een vroege reuzenpotplant in een fantasiebak.

 Het lijkt of architect en fotograaf de nieuwe tijd bezingen, maar dat is schijn. Schmölz' vader werkte als fotograaf voor de Nazi's en wat Nazi-Duitsland ook was, toch ook erg 'jong' en 'modern'.

 In Kassel logeerde ik vorig jaar nog in het Parkhotel (nu Daysinn) waar dit alles perfect gerestaureerd voortleeft. 

Moderne Kunst

 Het was Marcel van Eeden - nu te zien in het Haagse GEM - die me leerde met ogen van nu naar 'Moderne Kunst' te kijken. De ogen van een man die de wereld van voor 1965 tekent, zijn nooit beleefde, toch verloren tijd. Waarin museumbezoek nogal eens voorkomt.

 Van­middag in het Cobra-museum, bij de Guggenheim collectie van 'Internationale abstractie 1949-1960' zag ik zijn blik terug. Er draait daar een glashelder fil­mpje van de opening van het Guggenheim in 1959. Publiek uit een tech­nicolorfilm, zo pijnlijk keurig gekleed dat je Cary Grant en Doris Day er vanzelf tussen ziet lopen. En dat in het traploze gebouw van Frank Lloyd Wright, bedacht voor het abstract expressionisme van de nieuwe kunst van Rothko, Kline, De Kooning, Pollock, Mother­well, Tapies. Die zelf op foto's ook keurig in pakken steken.

 En waarvan we sinds 1995 weten dat hun tentoonstellingen door de CIA de wereld werden over gestuurd omdat de koude oorlog ook een kunstoorlog was. Daar had het Sovjet-realisme niet van terug. Je kijkt in een merkwaardig verleden. Het soort kunst waar zoveel cartoons in Life over gingen.

 Wat blijft er over van non-figuratieve kunst? Liefde voor materiaal, voor verf, voor compositie. Zin voor evenwicht, kwetsbaar als dat is. Wie goed is dicteert je zijn evenwicht, zijn beheersing, dat krijg je door bij De Kooning of Appel. Zin voor het starende oog, zoals bij Rothko of Cy Twombly. Zo bekeken vallen de meesten door de mand. Te veel, te druk, te onrustig. Wonderlijk ook hoe deze kunst in zo'n korte tijd zijn eigen clichés schiep en zichzelf ermee om zeep hielp. De paar overlevers niet te na gesproken. 

Verloren tijd

 Kun je iets verliezen dat je nooit hebt gehad? Dat is het raadsel dat sphinx Marcel van Eeden me opgeeft.

 De andere Marcel, Proust, hoefde maar een Madeleine cakeje te eten of hij liep door Combray, aan de hand van z’n tante.

 Deze pagina uit Van Eedens verzamelde 'Tales of murder and violenc­e', nu verschenen bij het Haagse Stroom, geeft me twee van zijn Madeleines in de geest: de stoomtrein en de hoornen bril. Stoomtreinen die rijden naar een hiervoormaals waar hij thuis is, al was hij er nooit. En een bril die hij nooit op zijn neus heeft gehad, zelfs niet, wed ik, heeft zien dragen door een man in een pak.

 Terwijl ik - wat doe ik in zijn droom? - voetbalde met zo'n bril op, die na een mislukte kopbal in tweeën in het gras lag. Gebroken glas. Bloed op m'n voorhoofd, het lit­teken is nog zichtbaar. En met een vriendje wachtte op de loopbrug bij station Zutphen tot de stoomlocomotief kwam, die ons even onzichtbaar zou maken in witte, of zwarte rook.

 Niet vermoedend dat Marcel van Eeden verderop zat, met z’n negro-potlood en z'n tekenblok. 

 Morgen in de Avonden meer.

Marcel van Eeden (2)

 Vanmiddag in Den Haag me ondergedompeld in de Sammlung Boryna van Marcel van Eeden.

 Marcel van Eeden leidt in de kunst meerdere levens, net als Fernando Pessoa. In de projectenzaal van het Haags Gemeentemuseum is die 'schizofrenie' zo mooi. Soms kiest hij de vorm van 'Outsider kunst' zoals je die ziet in het Gentse Dr. Guisl­ain, dan weer laat hij de karakters in zijn levensroman kunst maken uit musea van de jaren '50. Kunst als tijdsverschijnsel. Maar ook als onderwerp, waarover later meer.

 De zwart-witte 'nieuwsfoto's' zijn er, ook het stadsgezicht: naoorlogs horizon­taal beton, lege winkelstraten in de avond, waar het voor altijd november is.

 De tijdgeest van rond 1960 beheerst deze Sammlung. En je gaat mee naar dat verleden - dat hij zelf nooit meemaakte. Onontkoombaar ga je denken 'ja, zo was het'. En zo heeft Marcel van Eeden mijn Den Haag - heel de wereld wordt Den Haag - vervan­gen door het zijne. Dat hij nooit met eigen ogen aanschouwd heeft.

 De catalogus behelst veel meer dan de Sammlung Boryna. Die maar een van de vele hoofdstukken is in een verhaal dat al maar verder gaat. Steeds nieuwe vormen aanneemt, in woord en beeld. Ik koester hem.

Marcel van Eeden (1)

 Krijgt de tweejaarlijkse Ouborg-prijs. In Den Haag, waar anders. Vrijdag opent in het Gemeentemuseum een expositie van zijn raadselachtige project 'Sammlung Boryna'.

 Als bekend tekent hij de wereld voor zijn geboorte (1965).

 Naar bestaand beeldmateriaal, vaak uit oude tijdschriften, boeken of kranten. Toenemend in flarden. Zo doet het gemiste verleden zich kennelijk aan hem voor. Wees niet verbaasd als er ook kunst uit die verloren tijd bij zit.

 Ik moest even slikken toen eergisteren in een flatje in München een schat aan 'ontaarde' kunst uit dat verleden opdook. Zo werd Marcel zijn 'Sammlung Boryna' - 60 tekeningen en twee sculpturen, die door het museum zijn aangekocht - opeens een tot nu toe verloren gewaande, plotseling teruggevonden kunstverzameling.

 Het beste lijkt me daarom de werken bij de opening symbolisch terug te geven aan de wettige erfgenaam van de door hem zelf bedachte psychiater en kunstverzamelaar uit de jaren ’20 Matheus Boryna: Marcel van Eeden.

Amsterdam Drawing

 Echt tekenen doen er niet zo veel, zei Emo Verkerk, die nieuwe tekeningen heeft hangen in het bouwsel op het NDSM-terrein waar het vanmiddag opende.

 Wat doen ze dan? Er wordt nogal gepoetst. Maar toch niet door Marcel van Eeden, Jantien Jongsma in haar panoramische stads­gezichten of Jakub Ferri met z'n eigentijdse discarding imag­es. 

 Emo is een lezer. Hij tekent veel schrijvers. Nu kwam ik weer een heel raadselachtige Joseph Roth tegen (hij raakt niet uitgetekend op Roth), Nietzsche was er, Edgar Allan Poe.

 We ontmoetten elkaar ooit omdat we allebei Gerard Reve ken­den. Toen ik eens op het Waterlooplein dump-legertentjes voor Gerard had gekocht bracht Emo die naar het Geheime Landgoed in Frankrijk. En nu zijn er portretten te zien van de meester-meubelmaker Paul Beckman met wie Gerard en Joop in Schiedam bevriend waren en die kortgeleden overleed. Zo teken je een meubelmaker.

 Tekenen en schrijven liggen dicht bij elkaar. Een pen of een potlood is al wat je nodig hebt. En dan, een denkwereld en wat in beide dis­ciplines heet 'een handschrift'.

Bierviltjes

 Op een Haagse zomeravond in Pulchri, waar de nieuwe Extaze - het meest Haagse aller tijdschriften - werd gedoopt bleek de Binckhorstlaan het middelpunt van de wereld. Den Haag is overal.

 Een eerbetoon aan autosloperijen, stuifzand, het Schenkviadu­ct, waar Kees 't Hart 's nachts de frontale botsingen hoort, want hij woont er onder. De ouders van Wilma Marijnissen hadden een pompstation aan de Binckhorstlaan, ze maakte een requiem, Toon Tellegen schreef het gedicht 'Het middelpunt van de wereld'. En meer.

 De sloperij is gesloten, de Binckhorst moet­ weg.  

 De avond eindigde met bierviltjes, betekend door de meest Haagse aller fotogra­fen, mijn held Gerard Fieret. Honderden tekende hij er. Redac­teur Cor Gout vroeg Haagse kunstenaars van nu om meer. Iedereen deed mee. Hier Philip Akkerman en Marcel van Eeden.

idem - Dorpshuis in Vierhouten (1953)
J.W.C.Boks - hotel Britannia, in Vlissingen aan de Boulevard (1955)

Wederopbouw (2)

Vrijwel lege straten, nieuw geplaveid. Maar een enkele auto. Huizen en gebouwen die eruitzien als nieuw. Pas geplante boompjes met canvas kraagjes.

 Zo zie je het op de foto's in het boek van Hans W. Bakx over architect Boks. Of op de tekeningen van Marcel van Eeden. De wereld van voor 1965.
Het surrealisme van de wederopbouw. Griezelig als de mannen en vrouwen in series als 'Mad men'.
Ook ik ben opgegroeid tussen de bouwputten van een buitenwijk, de houten steigers. En ik weet: er was geen esthetiek, alleen vanzelfsprekendheid. En daarvan heel veel.
De decoraties van smeedijzer, de overhangende betonranden, de uitstekende balkons die de vlakken moesten doorbreken.
De mozaïeken met gevelornamenten van iets te vrolijke schoolkinderen. De kleuterscholen gemaakt van hout en afgedekt met goedkoop persstro.
Nu, nu veel ervan gesloopt is, zie je de achteloze, haastige charme. 
 

Pagina's