'Op een gegeven moment denderde er een goederentrein, denderde traag en statig, met die onvergelijkbaar slome dreun, een goederentrein het perron aan de overkant langs. Het duurde minutenlang. Ik keek en luisterde als betoverd. (...)'
Dan haalt hij Aristoteles aan bij wie geluk het hoogste goed is. 'Maar helaas weet niemand wat het is. Of tenminste, iedereen weet wat het is of denkt het te weten, maar men wordt het er niet over eens, zegt Aristoteles.'
En dan vertelt hij: 'Ik woonde als kind aan een spoorweg vlakbij een in onbruik geraakt stationnetje. De statie van De Kortekeer, een piepklein gehuchtje, niet meer dan een paar huizen en twee fabrieken in landelijk gebied, in the middle of nowhere. De spoorlijn omsloot ons huis in een wijde boog Jarenlang heb ik intens genoten van het lome, ritmische gedreun van de treinen, hun geroffel op de dwarsliggers, muziek die over het hele landschap uitdeinde.'
Mijn Oom Bob die alles van treinen wist - ook de dienstregelingen van het goederenvervoer - wreef bij gesloten spoorbomen in z'n handen, keek op zijn horloge en zei dan als de trein kwam: 'Hij is laat'.