Zonder een spoor van vrede

 Hanny Michaelis stierf op 11 juni 2008. Uit haar nalatenschap haalde Nop Maas, die ook haar oorlogsdagboeken redigeerde, een jaar later enkele gedichten en aantekeningen. Met foto's die Michele Baudet maakte van haar lege huis aan de Reguliersgracht, waar ik een paar keer was, werd het een klein boekje met deze titel. Waaruit dit, gedateerd 5 maart 1972:

 'Tussen ons in

het witte tafellaken,

borden met kleurige

etensresten, een frivool

stilleven. Ik hoef mijn hand

maar uit te steken om

de jouwe aan te raken. Iets

in de blik waarmee je

de ober zoekt om af te rekenen

weerhoudt me. Terwijl ik

naar mijn koffiekopje staar

lijk je voorgoed onbereikbaar.'

Mijn Hanny-jaren

 Het is hoogzomer, met open balkondeuren heb ik eerst alle dagen naar de heggeschaarvogel geluisterd. Die is vertrokken, nu is de beurt aan de tikmachinevogel. Een veel lichter geluid, maar even volhardend. De vogels zelf heb ik nooit gezien, ze verstoppen zich in het struweel. Langzaam nader ik het eind van mijn Hanny Michaelis-jaren. Al meer dan twee jaren leef ik met haar 'Oorlogsdagboeken'. Waarin ze zich vaak vastklampt aan de natuur, de seizoenen rond de adressen op het platteland waar ze als dienstmeisje onderdook.

 Ik kende haar een beetje, we liepen een paar keer stijf gearmd van haar huis aan de Reguliersgracht naar de studio aan de Amstel. Ze droeg haar jas met de kokette bontkraag. Maar was bang voor de 'Arabieren' in de shoarmatentjes in de Halvemaansteeg. En nu vond ik het boekje terug dat dagboeken-samensteller Nop Maas in 2008, een jaar na haar dood maakte met een paar gedichten en aantekeningen uit haar nalatenschap. Zoals:

'Nu en toen

en later dooreengevloeid

in het grondwater van de nacht.

Over tuinen en achtergevels

tuurt een wijd opengesperd

okergeel oog door de duisternis

waar niets beweegt In mijn binnenste

roert zich geen gedachte, geen gevoel.

Onwezenlijk evenwicht

zonder een spoor van vrede.'

Tags: 

Literair Zutphen

 Dat ik de laatste tijd vaker in Zutphen rondkijk, de stad waar ik tot m'n zesde opgroeide, komt door verhalen die ik schrijf, waarin ik huizen, straten, vrouwen en de dood al vroeg ontmoet.

 De meest exotische straat van Zutphen was de Rozenhoflaan. Een smal, dichtbegroeid laantje met chique 19de-eeuwse huizen waar mijn artistieke tante Karin Waardenburg woonde, voor ze naar de Martinet­singel ver­huis­de - ook een schrijver.

 Op de site Literair Zutphen van Hans Heesen, die vorige week plechtig in de Broederenkerk werd geopend vind ik nu dat niet alleen mijn tante daar woonde, ook Paul Rodenko, de dichter en bewerker van de 'vrijmoedige' 1001-nacht bewerkingen die door scholieren werden stukgelezen woonde er.

 En even verderop aan de Coehoornsingel 58 de sinoloog en door Rudy Kousbroek bewonderde schrijver van de rechter Tie verhalen Robert van Gulik, uit wiens werk Umberto Eco putte voor zijn Naam van de Roos.

 Een ontdekking is ook dat D.A.M. Binnendijk, bevriend met Ter Braak en aan het Vossius­ gymnasium de veelgeprezen leraar Neder­lands van de broers Van het Reve, op wie Hanny Michaelis in haar school- en onderduiktijd zo ver­liefd was, de zoon van een deftige Zutphense hoteleigenaar was - Grand Hotel du Soleil aan de Zaadmarkt.

 Voor Jacques Bloem en Clara Eggink moet je wat verderop zijn, aan de Deventerweg 143, vlak achter de Heeckerenlaan 49 waar ik woonde. Mijn moeder kende ze en ook zij staan op Literair Zutphen.

Pagina 478

 Langzaam heb ik in het oorlogsdagboek van Hanny Michaelis toe gelezen naar pagina 478. Ze zit ondergedoken als dienstmeisje bij de gereformeerde familie van Melle in Hoofddorp. En daar komt het briefje van haar ouders aan dat over het hek van Westerbork werd gegooid.

 'Vanmiddag, toen ik pannekoeken stond te bakken in de keuken, bereikte me een ontroerend optimistisch afscheidsbriefje van pappie en mammie: sinds verleden dinsdag [later bijgeschreven 16 maart 1943] zitten ze nl. in Westerbork. (...) Als ik me probeer voor te stellen, hoe ze 's avonds om half tien onverhoeds uit hun veilige, gezellige kamer zijn weggehaald (...). Toen de inhoud van het briefje tot me doordrong, raakte ik helemaal van de kook. Waar ik op dat ogenblik de meeste behoefte aan had was een eenzaam plekje waar ik kon uithuilen. Maar boven speelden Maaike en haar vriendinnen, terwijl in de keuken de jongens voortdurend in en uitliepen. Ze zagen natuurlijk mijn behuild gezicht, maar een wonderlijk tactgevoel maakte, dat ze simuleerden het niet te zien.'

 Die zelfde dag waren haar ouders vermoord, maar dat bleek pas vele jaren later.

 Hoe huis, tuin, keuken en dood één worden

Tags: 

Hanny Michaelis in april 1942

 Verder in de verdwenen wereld van haar dagboek. Verbazende naïveteit. Hanny gaat in april 1942 bij het Huis van Bewaring (de huidige Balie) informeren of haar brie­ven aan haar opgepakte vriend Nico wel echt bij gevangenen aankomen.

 Een norse bewaker zegt na lang aanhouden dat ze daarvoor bij de Gestapo in de Euterpestraat moet zijn. Gelukkig doet ze dat niet, haar vriendin Dini gaat.

 'The past is another country, they do things differently there.' Al lezend leef ik me zo in - ook omdat ik haar op latere leeftijd meemaakte - dat ik voortdurend denk 'niet doen, doe nou niet'.

 Ze werkt, kan bij haar ouders langsgaan. Er is van alles te eten en vaak is het 'gezellig'. Over de oorlog nauwelijks een woord. Als op 29 april 1942 in de krant staat dat Joden een ster moeten gaan dragen is de reactie 'laconiek'. Schrijft Hanny: 'Het is zo intens kinderachtig.' Maar het kon haar niets schelen. 

 De lezer weet dat het niet lang meer zal duren. Zij verkeert in zalige onwetendheid. De realiteit van de bezetting en het naderend lot van de Joden zijn nog steeds niet doorgedrongen en onvoorstelbaar. Trams rijden, brieven worden bezorgd.

 Ik dacht aan het verhaal van Adriaan Morriën die toen in de Ruyschs­traat woonde, een bijna compleet Joodse buurt. Hij wist nog goed wat er gebeurde toen de enveloppen kwamen op zijn trap. Men moest gepakt en gezakt zich komen melden voor transport. 'Het trappenhuis rook naar de kapper,' zei Adriaan. 'Alle vrouwen waren bij de kapper geweest, ze wilden netjes op reis gaan.'  

Hanny Michaelis' dagboek

 De titel van het tweede deel van de oorlogsdagboeken van Hanny Michaelis, 'De wereld waar ik buiten sta' roept meteen de vraag op in de welke wereld ze dan wel, bijna duizend pagina’s lang, leeft, ondergedoken als dienstmeisje.

 Al lezend verzink je in alledaagsheden van een andere tijd. Hanny is heel secuur, het is gezien en niet onopgemerkt gebleven. Overdrijft ze? Op vrijdag 19 juni 1942 staat er: 'Ik vat het plan op mijn dagboek anders in te richten dan tot nu toe, beknopter en zo mogelijk essentiëler. Ik besef dat dit mij met mijn neiging tot breedsprakigheid moeilijk zal vallen, maar ben vastbesloten het te proberen. Dit voornemen brengt me in een opgewekte werkstemming en onder het stofzuigen ga ik mijn verschillende verlangens na.'

 Van die beknoptheid komt dus niets terecht, getuige de duizend pagina's. Even verderop komt een passage als deze:

 'Als ik 's avonds thuis op de divan voor het raam zit na een eindeloos gepas en geharrewar over jurken, die de naaister niet goed heeft gemaakt en de zon plotseling onder een donkere wolk uit zie schieten, zodat er een bundel roodgoud avondlicht aanflitst, over de boomtoppen van het Bos scheert en de huisjes aan de overkant van de Amstel met een strook weiland erlangs in een warm schijnsel zet. De laaghangende, paarsgrijze wolken erboven geven het geheel iets van een verlichte grot en de Amstel die net buiten de gloed valt, ziet somber roodblauw.'

 'Op weg naar huis, als ik over de brug van de Stadhouderskade fiets en verrast word door de lucht in het Westen, blinkend lichtgeel tegen de donkere boomkruinen en zich weerkaatst in het doodstille zwarte water. Het is kil en schemerdonker.'

 En je weet, dit zou nu een gsm-fotootje zijn.

Tags: 

Wat Hanny las

 Bij Hanny Michaelis thuis zaten vader, moeder en zij avonden lang te lezen, soms te praten over het gelezene. Zij schreef ook brieven aan schrijvers, als Vestdijk. En sprak over lezen en schrijven met haar beminde leraar D.A.M.Binnendijk

 Haar dagboek in december 1941: 'Als ik eerlijk ben, zou ik mezelf moeten bekennen dat ik zowel met Vestdijk als met alle anderen, die ik zo hartstochtelijk aanhang, vertrouwelijk zou willen omgaan. Als ze niet bijna allemaal dood waren, zou ik ze stuk voor stuk willen leren kennen. Ik zou vertrouwelijke gespre­kken met ze willen hebben, ik zou willen, dat ze me hun aandacht waard achtten. Maar als ik Marsmans gedichten lees, zou ik in zijn armen willen slapen. Zulke verlangens zijn nu weer typisch meisjesachtig en bijna 'halfzacht' maar ik heb ze nu eenmaal en waarom zou ik ze dan voor mezélf verbloemen? Het is bovendien een goede zelfkastijding: als ik zulke dingen overlees bloos ik van schaamte.'

 ‘Ik weet eigenlijk niet goed hoe ik mijn bezoek aan Binnendijk moet beginnen, ik kwam helemaal 'beurs' van indrukken naar huis en ben het nú nog.' 

 'Gedurende ons hele gesprek keek Marsmans portret op me neer, ik moest er aldoor naar kijken.'

Tags: 

Hanny's oorlogsdagboek

 Het is mei 1941, ze is 18. Voor het Joodse gezin Michaelis is er - getuige het dagboek van dochter Hanny - nog weinig veranderd. Ze gaat naar het Vossiusgymnasium en is altijd verliefd, nu op haar leraar Nederlands D.A.M.Binnendijk.

 Om tien uur 's avonds schrijft ze: 'Vanavond is de maan nog mooier dan gisteren. Heel laag achter het zwarte netwerk van de gashouder, hangt een grote, oranje lampion in de diepblauwe avondhemel. Het is doodstil buiten. Ik voel al de hele avond dweepzieke fantasieën over Binnendijk op komst...',

 Heel direct schrijft ze gedachten en gesprekken neer. Zoals met haar ouders over 'sex-appeal'. Gevolg: 'gl­oei­ende wangen' en 'een opgewonden gevoel'. Zou zij zelf sex-appeal hebben? Ze durft het niet te vragen.

 'Als ik bij mezelf naga welke factoren voor sex-appeal in aanmerking komen stuit ik al direct op mijn mond. Ik kan me niet voorstellen, dat iemand me een zoen zou willen geven. Ik heb een veel te grote mond, hoewel geen hanglip, ook geen biefstuklip en zelfs vrij goed gevormd. Maar te groot en te zwellend. Het is zo gek, soms heb ik het gevoel, dat niet mijn ogen maar mijn mond verraadt welke verlangens er in me leven.' En daarna volgt een kritische beschrijving van haar fysiek. Ze heeft 'goddank een behoorlijk figuur'. Alleen zit ze erg in 'met wat ik mijn Oosterse boezem noem, die is idioot sterk ontwikkeld tot mijn grote woede'.

 De volgende dag komt via de BBC het nieuws door dat Hitlers plaatsvervanger Hess met een vliegtuig naar Schotland is gevlucht. Euforie!

 Al lezend denk ik soms, ongerijmd: 'Alsof Anne Frank ís blijven leven.'  

Hanny Michaelis

 Ze wilde wel komen voordragen bij ons in Studio Amstel, ze wist wel waar dat was. Ze woonde niet ver, aan de Reguliersgr­acht. Maar er waren twee voorwaarden. Ik moest haar komen halen, want ze durfde niet alleen door de Halvemaansteeg met al die Arabieren en die Shoarmatentjes. En ze zou geen liefdesgedichten doen want daar was ze nu echt te oud voor.

 De verdieping aan de gracht was duister. Ik wachtte terwijl ze haar jas met de bontkraag aantrok, die haar zo goed stond. Koketterie was haar niet vreemd. En zo liepen we stijf gearmd door de Halvemaansteeg.

 Dit omdat ik lees dat Van Oorschot haar dagboeken gaat uitgeven. Iets me om op te verheugen. Eerst een deel met die van voor de oorlog, toen ze op het Vossiusgymnasium ging, net als Gerard – toen nog Simon – Van het Reve, met wie ze van 1948-1958 getrouwd was. Na het Vossius werkte ze nog als dienstmeisje en moest toen onderduiken.

 Gerard - die later als hij in Amsterdam was nog regelmatig bij haar langsging - vertelde me hoe hij ritueel op de deur bonsde en riep: 'Grüne Polizei! Aufmachen!'. Wat ze eng vond maar ook enig. 

 En hij haalde bijvoorbeeld aan hoe ze van haar werk bij Kunstzaken van de gemeente vertelde. Vergaderingen waarbij gezegd werd: 'We moeten een inhoudelijk gesprek hebben'.

 Dat van die liefdesgedichten kwam toen wel goed. Ze las onder meer dit:

  Waar jij nu bent/ is het warmer dan hier/ en een uur later. Soms/ is het of ik je zie lopen/ aan een strand dat ik niet ken./ Misschien liefkozen je gedachten/ me zoals vroeger je lichaam./ Waarschijnlijk niet: bij jou/ is het een uur later/ dan bij mij 

De dagen van Max de Jong

 Wat voor de een veelzeggend is vindt de ander saai. Zo vinden Carel Peeters en Maarten Doorman de dagboeken van Max de Jong niet boeiend. Ik wel. Ook omdat ze niet voor publicatie bedoeld waren. Kijkjes in een andere tijd. 

 Kritieken heb ik nooit willen schrijven, alleen mensen attent maken op boeken of wat ook. Over wat ik vervelend vind schrijf ik niet, daar heeft niemand wat aan.

 En dan zo veel mogelijk citeren. Dat de lezer een indruk heeft. Bedenkende, als iemand kan schrijven is alles, ook het minst belangrijke - of juist dat - interessant. Een geluidsneurose, oren op steeltjes. Dat helpt de literatuur.

 Zoals op zaterdag 10 april 1948. Max de Jong loopt rond met zijn Hospita's-roman in aanbouw: 'Om 12 uur pas naar bed gegaan, dus maar zes uur geslapen, met alle gevolgen van dien. Ja nou ben ik opeens weer helemaal geradbraakt. In die paar uur, die ik had zullen slapen, eerst geboenk op het dak en daarna gepraat naast me aan de achterkant. Van die juffrouw met haar hartsvriend kan ik nog plezier beleven. Zijn er de hele nacht.

 Biekorff. Iemand had kamfer in de soep gedaan. (Zoudie werkelijk...) Goed op letten. Hilletje vluchtte min of meer, laat maar zo tot nader order. Bij Simon van het Reve en Hanny gezeten. Was wel gezellig. Lehmann laten lezen, geen interesse en vond er niets aan, zij las er tenminste nog even in, maar was er ook niet aan toe. Mee opgelopen. Hij is autistisch en onmogelijk, banaal en vervelend, en verrekt geestig. Ik ben enigszins over mijn slaap heen (...)’.

Pagina's