Verlangen naar het onbekende. Tijdschrift De Parelduiker zocht intussen veel uit, zie de link. Jan Demets werd geboren in Belgisch Limburg in 1895. Ik citeerde een gedicht van hem uit 'Doe uw werk, een verzameling Avant‑gardistische poëzie uit de Lage Landen'. Zie de tag. En nu dit bericht van Henk Beentje uit South Somerset, die oa. schrijft: 'Ik ken z'n kleinzoon, we studeerden allebei biologie. De kleinzoon, René Demets, vertelde dat niemand weet wanneer en waar hij is overleden; "Hij was in de oorlog helemaal fout en is na de bevrijding verdwenen. Hij is naar Zuid‑Amerika gevlucht (dat hoorde ik als kind), dan wel vermoord (dat gerucht kwam in de jaren negentig naar voren). In de jaren twintig was hij vreselijk hip, schreef 'pikante' gedichten, en stond in contact met kunstenaars als Kurt Schwitters. In de jaren dertig leidde hij een cabaretgezelschap in Den Haag. In de tweede helft van de jaren dertig sloot hij zich aan bij de Vlaamse Nationaal Socialisten." René vertelde me dat de foto bij Avondlog niet z'n opa was, en stuurde me een paar wel‑goeie.'
Deze foto's zijn van 1915 en december 1935. In zijn bloemlezing van 1996 nam Gerrit Komrij dit gedicht van Bob de Mets op uit de bundel Asfalt, 'poësie erotique', waarvan de tweede druk verscheen in Rotterdam in 1926.
Het lachen van een heil'ge
is 't lokken van 'n hoer,
En in de modder‑goot ligt
'n Rozensnoer.
En ‑ al die kleine meisjes
die hebben 't in d'r bloed ‑
Dat zie je aan d'r schoentjes
en aan d'r ondergoed.
Dat zie je nog veel beter
als 't hemdje is losgegaan
D'r hangt 'n grote vlinder
vlak voor de maan.