De wereld wil bedrogen worden, dus bedrieg haar. In Korea is het weer feest. Met de Olympische gedachte kan iedereen op de loop gaan. Sport is onschuldig, zij verbroedert, anders niks.
Dat het anders zit weet iedereen, van de sportministeries en hun onverholen nationalisme en de dokters tot de sponsors heeft iedereen zijn belangen.
Ik greep naar een van mijn lijfboeken, Ian Buruma's 'Voltaires Coconuts' (1999) waarin hij het verhaal van baron de Coubertin (1863-1937) en zijn beweging messcherp beschrijft. Dan ontdek je hoe Coca Cola, het Oranjehuis en Kim Jong-un elkaar vonden bij Heineken, waar sporters, officials en journalisten het glas heffen.
Ik zag de intocht in het stadion van Pyeongchang. Vaak tropische landen die maar een enkele langlaufer inbrachten, omringd door zes officials. En dacht aan Buruma die beschreef hoe het in 1986 in Seoel was. Waar hij de leden van de Nationale Olympische Comités en andere bobo's zag rondhangen in de sjieke restaurants en hotels. 'En ik merkte iets vreemds op: hoe armer het land, hoe dikker en duurder gekleed zijn vertegenwoordigers waren. En ik merkte nog iets anders op: alle grootheden, de gladjanussen uit Bangla Desh en de Oegandezen met hun gouden Rolexen waren net als de iets bescheidener Zweden en Japanners verkleed als Engelsen: blauwe blazers, clubdassen en bruin suède schoenen. Sommigen waren staatshoofd, maar allemaal deden ze of ze de wereld regeerden.'
Coubertin was een Anglofiel. Daarom droeg ook Anton Geesink tot op hoge leftijd een blazer. Lees Buruma.