Met vriend Willem Brakman sprak ik ook over religie. Gelovig waren we geen van beiden. Wel deelden we een gevoel voor het onverklaarbare.
'Ik droomde,' zei Willem, 'dat ik wakker werd in een prachtige, zondoorschenen kamer, met los waaiende gordijnen. Ik stond op, liep naar het raam en zag dat mijn kamer op de eerste etage lag van een groot landhuis met een Frans aangelegde tuin. Op mijn nachtkastje stond een ontbijt gereed, met een kan verse koffie. Maar binnen noch buiten was een iemand te zien.
Graag zou ik iemand bedanken voor deze schitterende ontvangst, dus ging ik de gang op in mijn kamerjas, en liep de gangen door. Maar nergens was een levende ziel te bekennen. Toen werd ik wakker.'
Volgens Willem was dit een religieuze droom. Hij zocht iets of iemand om te bedanken. Gewoonlijk vragen mensen goden om gunsten. Hij niet, hij wilde alleen iemand bedanken. Maar wist niet wie.
Zijn verhaal zette zich in me voort. Zodat ik het landgoed in Leuven plaatste en inkleurde met gele kiezelpaden en plavuizen in rood en zwart.