Matthias Weischers pulp

 Pulp fiction kenden we van de film van Tarantino, vernoemd naar het soort verhalen dat je op het goedkoopste houthoudende papier drukt.

 Als een schilder als Matthias Weischer - een Wessie opgeleid in Leipzig, hij kreeg net de Vincent Award en exposeert in het Haags gemeentemuseum - op en in pulp gaat schilderen, wat gebeurt er? Weer wordt het medium de boodschap, maar nu begin­nen de lagen te spreken.

 Zijn onderwerp is en blijft het interieur. Maar steeds meer ontleedt hij het. Er zijn nog iconen als schemer­lampen, gordijnen, vazen, maar ze verheffen zich, raken los.

 Op een filmpje van het museum zie je hoe hij werkt. Uit houtpulp ontstaat dik papier dat hij vervolgens bewerkt. In het museum zie je de korstvorming. Er ontstaan reliëfs. Snel werken, dat zie je. De materie spreekt.

 Sinds ik hem vorig jaar sprak is hij verder gegaan op die weg. Neem een doek als Riss (Scheur, 2014). Daar zit een trompe l'oeil in, maar ook een woeste scheur in het dikke verfoppervlak, dwars door het soort zakdoekje waarmee je iemand vaarwel wuift. Er staan rode letters op waarvan alleen SINN leesbaar is.

 Het drama wordt bijna al te duidelijk als de snee eindigt in het verkeersbord voor 'doodlopende weg' terwijl beneden nog een nietsver­moedende bloem bloeit. Erg unlike Matthias Weischer, de man van de broeierige interieurs.