Op 18 december as. wordt in Enschede een boek met nagelaten teksten van Willem Brakman gedoopt: 'Voltreffer'. En ik ben een van degenen die iets zal zeggen. Omdat Brakman nog steeds voor moeilijk doorgaat moet het over 'de humor in het werk van' gaan.
Willem en ik hadden veel schik, dat is zo. Maar humor? Wat een raar begrip is dat toch. Iets als slagroom, die je over de werkelijkheid heen spuit om hem verdraaglijk te maken.
Toen wij eens over de Scheveningse waterpartij roeiden gebeurde er veel ongerijmds. Om te beginnen: we huurden aan de Haringkade een bootje. Ik bood hem bij het aan boord gaan mijn arm, maar die sloeg hij af. Wat er gebeurde was eerder dat hij zich halsoverkop in de boot liet vallen.
Hij krabbelde op. Ik nam de riemen ter hand, hem gaf ik de radiomicrofoon, zeggende 'de waterpartij, vertel', hopend op een van de vele verhalen uit zijn werk die zich hier afspelen.
Er gebeurde heel iets anders. In een breed getrokken kader dat het 19de-eeuwse spelevaren en de waterkleur diepgroen omvatte begon hij over wat zich onder wateroppervlakken afspeelt. Daar leefden diersoorten, vertelde hij, die het op de geslachtsdelen van argeloze zwemmers hadden voorzien. Je voelde ze langs je benen glijden, gereed om toe te happen...
Lachkriebels bekropen me, maar ik hield ze binnen. Goddank, later vernam ik - wat ik niet wist - dat hij doodsbang was voor water.
Wat men ernst en humor noemt zijn in de boeken van Brakman onscheidbaar vervlochten. Hij is het zelf.