Bohumil Hrabal

 Soms reis ik mee met Bohumil Hrabal. Liefst in de tijd dat hij bij het spoor werkte. De wereld van het spoor is een andere wereld. Ook de dienstregeling, de tijd, is er een andere. Het station ligt iets buiten het stadje, de bevoor­rechten die er werken dragen uniformen. Hrabal weet waarom er bakken geraniums hangen. Vertaling Kees Mercks.

 En dan kom ik terecht in zo'n verhaal als Kain, in 'Praagse ironie'. Waar de perronchef (hij dus) praat met het fruitvrou­wtje.

 'De trein reed het station binnen. Ik stapte een coupé in, die in verband met de oorlog onverlicht was, en heel stilletjes vertrok ik. Toen ik langs de dienstdoende chef kwam, zwaaide deze drie keer met zijn groene lampje op en neer, alsof hij een priester was die een doodskist met zijn wijwaterkwast besprenkelde, ditmaal was er niemand die er muziek bij speelde en ik reed weg om eenvoudig menselijk geluk te vinden, om mijn leven in overeenstemming te brengen met mijn denkbeelden. Ik zat daar met mijn jas aan en omdat ik eveneens staatsexamen rechtsgeschiedenis had gedaan, dacht ik aan een Oostenrijkse wet die zegt dat zelfmoordenaars apart begraven moeten worden, in alle stilte, of aan de familie moeten worden overgedragen voor een stille begrafenis. (...) Daaraan dacht ik en ik luisterde naar het trager wordende gebonk van het wielenstel, omdat de trein bezig was te stoppen. Hij stopte en er worstelde zich een in het zwart gekleed vrouwtje met een kartonnen doos de coupe in.'

 Ze heeft fruit geplukt in haar boomgaard. Dat doet ze al twintig jaar.

 'En bent u nooit een keer uit een boom gevallen?' vraagt de perronchef. 'Dat moest er nog bijkomen.' Nee, ze klimt zelfs naar plekjes waar haar man niet durft te komen.

 Treinverhalen gaan over de dood.

Tags: