Vrij vaak kom ik in het Leidse Sieboldhuis, het Japanmuseum. Waar ik altijd eerst de plank met erotische prenten naloop. Omdat er een nieuwe Kunstschrift is over de prenten van onder meer Hokusai en Hiroshige zijn er op 21 en 28 juni ook lezingen van kenner Matti Forrer over nieuw ontdekt werk van Hokusai.
Omdat Japan zo lang geïsoleerd was en via Decima alleen contact had met Nederland is spannend wat er gebeurde toen de deur op een kier ging. Japan kwam in de mode. Van Gogh schilderde prenten van Hiroshige na en hoe Japans de 'klare lijn' van Hergé was heb ik hem niet kunnen vragen.
Jeroen Stumpel schrijft dat hij de 'poëtische verbeelding' van de Japanners mist. Tja, de brug in de regen van Hiroshige of de 'Grote Golf' van Hokusai ontbreken. Maar de filmische stijl met doorlopende karakters en de verhaalspanning zijn er in de Japanse prenten weer niet. Die ontdekten het landschap. En Hergé moest voor kinderen werken.
Wat Hokusai en Hergé delen is de lichte humor. De mannetjes die in hun roeischip tegen de reuzengolf op proberen te roeien terwijl de toeschouwer ziet dat ze het volgende moment overspoeld zullen worden. Seks was er al evenmin bij de brave katholieke padvinder Hergé, terwijl in Japanse prenten seks en humor juist zo mooi samengaan. Zodat je weer stil moet staan bij wat het Christendom ons allemaal heeft aangedaan.
Wat Margriet Verhoef vertelt over de samenwerking van Hokusai met zijn begaafde dochter Oi is opzienbarend. Hij riep haar bij die naam: 'Oi, Oi!' En zij antwoordde dan brutaal 'He ouwe, gaat het een beetje?' Dit in een morsig atelier vol luizen.