Het was Louis Lehmann, die geen onderscheid wilde maken tussen dichters en schrijvers: 'Ze schrijven toch allebei.'
Vanwaar dan toch dat woord, dat ieder kent: 'dichter'. Zit het hem in de zo onthoudbare, compacte vorm? Zeker toch ook in de mythe. Want dichters hebben een afspraak met de eeuwigheid. Is dat het wat vrouwen aantrekt?
Samen met Menno Wigman ging ik gisteravond de straat op, om een boodschap.
Het extreme kwam voorbij, de kater, de koorts, de waanzin, de dood die eind 19de-eeuwse Franse decadenten als Baudelaire, Rimbaud, Mallarmé omhelsden. Menno leefde van jongsaf met ze. Op zijn zeventiende stond hij op gespannen voet met de werkelijkheid.
En nog beperkt hij het bezoek aan de supermarkt tot het uiterste. Een dichter die een boodschap doet, het blijft wat anders. Dichter. Je bent het maar en paar uur per dag, zegt hij. Je houdt het stil, als was het een besmettelijke ziekte. Ook omdat je weet dat onverbiddelijk de vraag volgt: 'waar leef je dan van?'