Van Nop Maas kreeg ik het kleine boekje 'Zonder een spoor van vrede' dat hij samenstelde bij de eerste sterfdag van Hanny, 11 juni 2008. Met gedichten en aantekeningen die hij vond in haar nalatenschap. Een zeldzame tekst:
'Ik heb nooit geleerd me actief in te spannen voor wat ik de moeite waard vond. Hoewel ik voor zeer agressief doorga (althans in verbaal opzicht), was mijn opstelling in het leven vooral defensief: niet kunnen loslaten, daar kwam (en komt) het voor mij op neer. Voor veroveren was ik kennelijk niet in de wieg gelegd, als ik iets erg begeerlijk vond, concentreerde mijn verlangen zich daarop met grote vasthoudendheid; i.p.v. erop af te gaan, wachtte ik tot het naar me toe kwam. In dat wachten stak al mijn wilskracht, daarom is wachten mijn sterkte punt geworden (ondanks mijn vermaarde ongeduld in het dagelijks leven). Helaas heeft het me weinig opgeleverd, althans niets van blijvende waarde.' (8 juni 1975)
Wachten als daad. Nooit zag ik het zo geformuleerd. En dan de diepe ironie in de slotregel.
Ik ontmoette Hanny Michaelis soms in de tram, ze ging dan naar de Albert Cuypmarkt en we praatten wat. Ze droeg een soort parkacoat met een frivole bontkraag, die in m'n neus kriebelde.
Als ze kwam voorlezen in Music-Hall op de Amstel moest ik haar ophalen aan de Reguliersgracht, waar ze woonde. We liepen dan stijf gearmd door de Halvemaansteeg, daar woonden nl. de 'Arabieren' met hun shoarmatentjes en die vond ze eng.