Ik ken geen beschouwing over de 'eerste keer'. Er zit veel vast aan eerste keren. Het uitvissen hoe iets moet, hoe je het doet. Hoeveel eerste keren er verborgen zitten in de tentoonstelling van vroege Hollandse schilderkunst die nu in Boymans in Rotterdam te zien is weet ik niet. Hoe het begon, eind 15de, begin 16de eeuw.Maar wat later vaste formules werden om bijbelse taferelen uit te beelden, dat moet toch ooit begonnen zijn met schilders die zich in ernst afvroegen 'hoe keek Lazarus uit zijn ogen toen hij uit de dood werd opgewekt' of 'hoe zag Maria eruit toen haar verteld werd dat ze zwanger was van God zelf'.
Ze vonden hun modellen dicht bij huis. Ook in houdingen zie je de probeersels. Figuren op de rug gezien. Wat me nog steeds verbaast is hoe de Bijbelse figuren enerzijds lijken op het buurmeisje of de bakker, en hoe ze anderzijds zo rijk mogelijk worden uitgedost. Figuren uit de Heilige Schrift waarmee je alle dagen leefde, opstond en naar bed ging, die figuren moesten herkenbaar zijn en tegelijk bijzonder. Kleren en sieraden dus. Zo mooi en fantasierijk dat ze bijna niet echt bestaan kunnen hebben. Hooguit een lapje brokaat of en ketting, denk je, maar verf is geduldig. Alles kan op het doek.
En dan de meisjes, zeg zelf voor een heilige neem je geen dikkerdje, trouwens in de Bijbel staat met zoveel woorden dat Maria Magdalena kostbaar gekleed gaat. Zij moet een voorbeeld geweest zijn. En bij dit alles kijk je naar één grote familie. Christus als de peuter next door, de Wijzen als grappige allochtonen. Veel vragen. Volgende week stel ik ze dv. aan medesamensteller Friso Lammertse