Carel Willink schreef, in zijn Berlijnse avant-garde jaren (1921-1924). Tijdens zijn dertigjarig huwelijk met Wilma - die in 1960 stierf - nauwelijks meer, zij praatten voortdurend met elkaar.
In 1947 is hij voor het eerst in jaren alleen, in Parijs. Bezocht musea, maakte foto's in Versailles om te gebruiken in z'n werk. Hij schrijft nu weer, brieven: 'Je ziet hoe braaf ik je van alles op de hoogte hou. Het is na 9 jaar praten een beetje wonderlijk zo alleen te zijn. Ik heb het eigenlijk te druk om veel te piekeren.'
Hij bekijkt de 'modeparade op de Champs Elysees'. En verzucht: 'Goddank geen dikke wijven hier.' En: 'Ik heb uiteraard nog maar weinig winkels bekeken, maar alles is inderdaad duur. Je step-innetje zag ik bij Roussel, Rue Rivoli, liggen, het kost f 82,50.' Later koopt hij een grote pot 'Harmonie' voor haar (265 francs, f 6,-). Harmonie, wat zou dat zijn? En nu is het: 'De step-ins heb ik ook iets eenvoudiger gezien, maar een behoorlijk exemplaar kost f 45,-. Ik ben dan ook spaarzaam.'
Wilma komt uit de verf in zijn beschrijving van een ruzie na bezoek aan sociëteit De Kring waar Carel had geflirt met 'een ondernemende dame'. Dat pikt ze niet: 'De maan werpt zijn volle licht en opeens is daar met kracht de klap van haar paraplu op mijn hoofd. Het is zomer, ik draag geen hoed, beng. Ze sloeg het regenscherm stuk op mijn schedel. Ze had gelijk. Vrouwen voelen wel wat voor me en dan krijg je dergelijke situaties.' Waarna hij noteert: '...de paraplu was kapot, zo'n opvouwbare, met een leren hoesje eromheen, het was door de veren gegaan. Het had nog twaalf gulden gekost, dat was duur toentertijd.'
Wilma was modebewust; ze droeg als een van de eerste vrouwen in de stad een lange broek. Haar dood kwam op 25 april 1960: '...we waren naar de damesafdeling van modemagazijn Nieuw Engeland gegaan om nog een nieuwe broek te passen. Ze werd onwel, zoals ze dat daarvoor vaak was geworden.' Eenmaal thuis aan de Ruysdaelkade stierf ze. 'Ze was heel mooi als dode.'