Willem Brakman? Wie? Bij alles een groot vrouwenschrijver, zo luidt mijn onderschrift. Daar vind je geen tweede van in onze letteren. Vrijdag wordt zijn monument onthuld, op de trap bij het Saxion gebouw van de Universiteit Twente.
De ware vrouwenschrijver weet van voorkomen, gekleed gaan, zich bewegen en al wat er van komt. Zoals in Een weekend in Oostende (1982) tante Marie:
'Nu wilde tante Marie graag dat de mannen naar haar keken, onder mannenblikken trilde en rilde, tikte en zwikte ze overal tegelijk, en ze kon haar mooie handen op die bepaalde manier over haar keihard gelakte tasje vouwen... als ze maar keken. Dan werden haar ogen zacht zuigend, haar mond zoende rood en zacht de lucht, haar witte armen rolden onafgebroken in zichzelf heen en terug en haar kuiten zongen 'jongens!... dat doen we'.
'Als ze aan de kade stond en ze had er schik in, dan haalde ze vertrekkende boten uit de koers door een hand onder haar borst te leggen en die dan eventjes te tillen; dan ronkte en zoemde ze van plezier, als de hele boot naar haar keek, van spattende boeg tot plompende schroef. Maar op die avond was er niemand die naar haar keek, vreemd, misschien was er ergens kermis.' En zo gaat 't verder. Als in een prent van Frans Masereel.
Of de aanbeden, maar heel het boek onbereikbare zangeres Mathilde:
'U gaat mij nu vragen of ik haar heb gezien en mijn antwoord daarop is ja, ik heb haar gezien. Het is een ongemene vrouw, heel pastel, vol in de onderarmen en zij draagt een witte hoed, maar een ding is zeker, waar zij loopt, al loopt zij ook op een kruispunt, zij gaat als ging zij door een park.'