Wat ons bezielde weet ik nog steeds niet. Ons grootste geluk was een gesloten overweg. Het rinkelen van de bellen, het knipperen van de lampen om de dubbele kruizen.
Oom Bob zette zijn zeepgroene tweedehands Sunbeam Rapier stil en wij zagen de spoorbomen dalen. Spoorbomen waaraan rokken van roodwitte metalen strips hingen die bij het dalen ritselende geluiden maakten. Nu keek hij op z'n horloge. En ik wist wat hij ging zeggen:'Ze zijn laat'.
Hij kende de dienstregelingen uit z'n hoofd. Alle. Niet alleen die van het personenvervoer die in het spoorboekje stond, ook die van het goederenvervoer. Aan het dreunen van de grond voelden we hem aankomen. We stapten uit en posteerden ons langs de baan. Daar kwam hij. Oom Bob wees me op de loc.
'Serie duizend'.
Hij had me het verhaal van de nieuwe elec. locs verteld. Omdat het spoor zijn stroom nog kreeg van het lichtnet kon je 's avonds onder de lampen in de huiskamers het vertrek van de treinen volgen. Een klein dipje in het licht en er was er een vertrokken. Achter de serie 1000 loc daverde een lange goederentrein. Oom Bob moest zijn stem verheffen.
'Onderlossers.'
Dit is wat het gedicht 'Trainspotting' van Bart FM Droog dat op de dagelijkse gedichtendienst Laurens Jz Coster verscheen vanmorgen bij me losmaakte. Net als eerder Hermans’ Bewaakte overweg. Lees. En teken in!