Straatje verder

 Sinds ik over het Haagse straatje schreef waar ik opgroeide komt het verleden elke nacht over me. Vannacht in de vorm van de stoep voor ons huis waar ik met Harmen de Bruin eindeloos sleutelde aan onze tweedehands Mobylettes. Het type met twee kettingen dat liep op mengsmering.

 De verhoudingen ben ik kwijt, maar aan de pomp kon je benzine krijgen met een scheut smeerolie.

 Twee kettingen. De ene voor het fietsgedeelte waarmee je hem moest starten. Kaptein Mobylette, de Franse vinding voor het 'rijwiel met hulpmotor'. De andere ketting ging van de motor naar het achterwiel en dreef de brommer aan.

 De stoep voor ons huis lag vol olievlekken. Daaraan herkende je de adressen van brommerjongens. Voor de volmaakte Puch hadden we geen geld. Maar dit was genoeg.

 Veel omkijken had je naar de bougies. Als hij niet startte de voornaamste oorzaak. Je draaide hem eruit en zag meteen dat hij 'vet' was, wat betekende nat van de niet ontstoken ben­zine. Teveel gechoked natuurlijk. En dan poetsen en de afstand tussen de puntjes nakijken. De puntjes waartussen de vonk moest overspringen die het mengs­el van benzine damp en lucht zou doen ontbranden. Soms was een blokje aanduwen nodig, maar dan toch kwam het bevrij­dende gesputter. Of niet.

 Wat er al niet mis kon gaan! De kettingen konden breken of eraf lopen. De bekroning kreeg je tenslotte aan het eind van een uitputtende middag als hij liep en het goeie geluid maakte. Ontzettend vieze handden dat wel. Dat is nou adel.