Snuffelsnoet

 Ludwig Uhlig heette hij. Hij paste 's zomers samen met zijn verloofde Ursula op mijn Haagse ouderlijk huis als mijn vader en moeder weg waren. En op mij, ik was tien jaar oud en moest naar school.

 Volgens Ursula had Ludwig 'Magenbeschwerden' en mocht veel niet eten. Nog hoor ik haar 'Nein das verträgt er nicht.' Ludwig was een student uit Tübingen, een Germanist en wilde Nederlands leren. Zijn eerste lessen gingen aan de hand van kinderversjes. Ik moest hem overhoren. Nog hoor ik het zware Duitse accent waarmee hij de tekst voordroeg:

 Er was er eens een kleine beer/ Hij heette Snuffelsnoet/ Hij woonde in het grote bos/ En had het daar heel goed/ En vaderbeer en moederbeer/ En al zijn broers en zusjes/ Die hadden het in het grote bos/ Natuurlijk ook heel knusjes

 Vooral dat 'knusjes' bezorgde Ludwig problemen. Ik moest uitleggen dat het een verkleinwoord was van 'knus'. Maar de Duitse taal kende geen knus. En dan de vraag of het een meervoud was. Een knus, twee knussen? Een knusje, twee knusjes?  

 Opmerkelijk was dat Ursula 's avonds voor het slapen gaan de gordijnen in de erker open deed, terwijl het toch buiten al donker was. Ik vroeg haar waarom. 'De buren,' zei ze, 'de buren hoeven toch niet te weten dat wij morgenochtend uitslapen.'

 Ludwig en Ursula zijn intussen gestorven, in Athens, Georgia.