Tirade heeft een pornonummer uitgebracht. Aanleiding is het stuk 'De troost der pornografie' van Rudy Kousbroek, geschreven in 1984, de tijd dat seksuele revolutie en feminisme aan de zelfde keukentafels ontbeten.
Kousbroek wilde de porno-industrie bevrijden van de Jacobse en Van Es-achtige exploitanten. Er van overtuigd dat 'het mogelijk moet zijn om adembenemend mooie pornografische films te maken'. Lukt dat in de literatuur? Hij noemt Bataille (sommige hoofdstukken) en Kawabata Yasunari. Magertjes. Geen de Sade? Nee geen Sade.
Eigenlijk leert deze Tirade wat ik wist. Hoe meer er verstandig over gesproken wordt, hoe minder het werkt. Porno hoort 'onder de toonbank': een cd van de markt, internet, een van de dertig televisiekanalen op een Italiaanse hotelkamer, een 'boekje' dat naar verzuurd papier riekt. Porno sterft als ie aan het daglicht komt. Hoe en waarom lees je in Tirade bij Tijs Goldschmidt en Karin Amatmoekrim ('Kunstzinnige porno werkt niet').
ps. Vreemd dat Tirade het oorspronkelijke stuk van Kousbroek - waar alle scribenten op reageren - niet afdrukt.