Plaid

Mij eerste plaid was die van tante Wies, die in Engeland had gewoond en 'jam'op z'n Engels uitsprak. Zelfs de Maggi sprak ze uit als 'Mekki'. En haar hond heette Naughty. Ik verbeeld me dat ik nu weer onder dezelfde plaid lig als toen in Leersum, waar ze woonde. Weer probeer ik de overgangen het zich herhalende ruitpatroon te vinden. De plaid is een halverwege. Tussen zomer en winter, ziek en gezond. Ook nu probeer ik de lighouding te vinden waarin het lijf zich wil schikken. De neus tenslotte tegen de dekenrand. 

De taal der ziekte komt ook nu. Met verhoging',  'instoppen' en 'toedekken'. Ook eetwoorden als 'geen trek', waarna het kopje bouillon oprukt. De plaid weet er alles van, met z'n schotse ruit en z'n geur van generaties verhoging. Schoolziek ben ik, ik weet het. De wereld weet intussen van geen ophouden, fietst in razend tempo voorbij.