Mijn vader had twee jeugdvrienden, die ook in jacquet en met hoge hoeden op zijn huwelijk verschenen. Oom Jacques en oom Kees. Ik heb ze weinig gezien. Het laatste bericht over schoolvriend Kees was dat hij aan de drank was.
Mijn vader had hem nog eens bezocht op een huurkamer in de Haagse binnenstad. Hij zat daar op een stoel met rond zijn voeten allemaal lege flessen, die hij nog probeerde achter een kastje te verbergen. Kees moet een leuke jongen geweest zijn, die gedichtjes schreef, maar met tante Rie trouwde, wat verkeerd afliep. Hij verdween uit zicht.
Dienstvriend Oom Jacques was een ongetrouwde hoge ambtenaar bij Binnenlandse Zaken. Een opgewekte man, maar hij kwam zelden langs. Grapsgewijs vroeg mijn vader dan steevast 'of hij niet eens aan de vrouw moest'.
Op een middag dat mijn vader niet thuis was kwam hij aan en stortte zijn hart uit bij mijn moeder. Hij was homoseksueel en werd gechanteerd door 'een jongetje'. Had het nooit aan zijn vrienden verteld omdat hij wist dat mijn vader een hekel had aan homo's en graag grappen maakte over een collega die 'met een tasje liep' en raar praatte.
Kort daarna is oom Jacques gestorven.