Isaac Israels (1865-1934) hoefde niet meer mee te maken hoe de Dierentuin, waar hij zo graag de papegaaien schilderde, verdween. En zo veel moois.
Nu hij samen met zijn vriend Breitner exposeert in wat eens het Gemeentemuseum heette komt zijn dood me in gedachten. Hij woonde in zijn ouderlijk huis aan de Prinsessegracht en zwierf veel door de stad, graag ook de ordinaire Boekhorstsraat of theater Scala, waar ik ik nog kwam toen het en bioscoop was geworden. Biografe Anna Wagner schrijft: 'De stad is zijn huiskamer.' En dan die dag, 7 otober 1934: 'Als hij 's avonds laat zijn schilderkist sluit en met enkele doeken theater Scala verlaat, verkiest hij, boven het nemen van een auto via de 'Jodenbuurt' naar huis te sjouwen, omdat die straatjes met de enkele verlichte winkelramen dan juist zo bijzonder mooi zijn.' Denk niet dat hij alleen 'werkt' als hij schildert. Hij werkt altijd.
Mislukt er iets dan gooit hij het niet weg, maar legt het opzij. Zodat er veel niet gelukte Isaac Israelsen voortleven. Na een expositie van z'n tekenwerk op het Noordeinde verzucht hij: 'Zoiets zou je eigenlijk na mijn dood moeten houden.'
Om aan de belangstelling te ontsnappen op weg naar huis, op de Prinsessegracht, loopt hij onder een auto. Zonder twijfel in gedachten. Zaterdagavond verergert zijn toestand. Zondag 7 oktober sterft hij.