IJs

 Een van de namen die bij me blijven is die van Garage Vlas­winkel in Zutphen, waar de eerste autobus stond, in de Bernerstraat, om de hoek. Rijke mensen, met een zonnig afdak boven de garage, waar ik in 1947 mee heen genomen werd omdat daar een wondermachine stond, waarmee je zelf ijs kon maken.

 Er was een speciaal poeder voor nodig. Maar het werd niks, met dat poeder.

 Pas twee jaar later kwamen de Italiaanse ijsmachines, die je kon zien draaien als je door een ijsloket naar binnen keek. Dat was een omhoog geschoven zijraam in een winkelpui.

 Je zag een verchroomde staaf, waar ijs aan klonterde, dat er af en toe met een houten spatel afgeschraapt moest worden, waarna er een hoorntje mee aangestreken werd. Veel later kwam de 'oubliehoorn', een delicatesse. Dat kon voordelig uitvallen maar ook zuinig. De tang of ijsknijper waarmee zuinige bolletjes werden geschept kwam later.

 In de smaken heerste een vliegensvlugge evolutie. Alles begon met vanille, dan mokka en chocolade, maar frambozen en pistache wonnen toch? Tot Jamin met z'n dubbeldik onder de prijs ging.

 'Aardappelmeel', werd gefluisterd. Maar wel veel.