Hardhorend

 Over doofheid ging het, en hoe weinig daarover in de literatuur te vinden is. Nu wordt me David Lodge aangereikt. De Engelsman die onder de iets te grappige titel 'Deaf sentence'­ zijn ervaringen opschreef.

 Doofheid is niet dodelijk en valt onder de grappige ziekten, als de bof of de schijn-kwetsuren van helden van de slapstick.

 Mijn jeugdheld was Hergé's professor Zonnebloem die doofheid paarde aan verstrooidheid. Beroemde passage: Haddock: 'Mijn hoofd bonkt.' Zonnebloem: 'Roodvonk? Maar dat is een heel besmettelijke ziekte.' Wat hem niet belet na aanschaf van een hoorapparaat een maanraket te ontwerpen.

 Lodge bespreekt ook de zg. Lombard Reflex die ook mij in reflecterende ruimten teistert (steen, glas), en die ik leerde kennen als de 'staande golf', die maakt dat geluid weerkaatst tegen muren en ramen en zich tenslotte als 'white noise' verzamelt op halve hoogte. Zodat radiotechnici zeggen 'het geluid kan niet weg'.

 Intussen kijk ik veel naar de ondertiteling op teletekst, die in ons land door randdebielen wordt verzorgd, zodat ik vaak potsierlijke apekool lees bij wat politici - onverstaanbaar - zeggen.

 Als steun denk ik vaak aan mijn oude vriend, de dichter Louis Lehmann, die formuleerde: 'Waar de mensen ook naar toe gaan, de voornaamste reden blijft toch altijd het horen van hun eigen stem'.