Design

 Kunt u wonen? Velen moeten er bij geholpen worden. Door wat vroeger binnenhuisarchitecten heette, toen de slagzin nog was 'Wie licht spreidt, spreidt gezel­ligheid.' Nu is het een hele industrie.

 Mijn eigen interieurs zijn altijd tot stand gekomen uit opeenhopingen van wat op zekere momenten nodig was, een stoel, en bed, zelf gemaakt van krathout of langs de stoep gevonden en meegezeuld. Een leidraad was er: de schilderijen van Bonnard. Op den duur ontstond een compositie in rotan, gekregen of gevonden troep op een zelf geverfde vloer. Als het maar goedkoop was,

 Het eigene, de voorgeschiedenis, de bestaansgrond van al wat er stond was vertrouwd. Het kastje van tante Zus, de gevonden keukenstoel met de gefiguurzaagde nieuwe zitting. Kortom bohemien.

 Voorbij. Ik lees vanmorgen de glossy bijlage van de Volkskrant. Niet gedeeltelijk maar geheel gewijd aan die plaag van deze tijd: 'design'. Meest lege interieurs met vierzits- of zelfs - in een hoek - zeszitsbanken. En bovenal zichtbaar duur. Wonen is vertoon. Een huis is een zelfexpositie. Mensen uit de branche stoten gruwelijke clichés uit als 'Het is belangrijk bij de essentie van het idee te blijven' of 'Mensen met een hoger IQ zijn gemiddeld creatiever'.

 Zoals je in Almere of heropgebouwde Duitse steden blijft zoeken naar een centrum, zo zoek je in deze interieurs naar wat vroeger de kachel was. Of minstens de lamp. Je krijgt het er koud.

 Kortom zielloze, geestloze ruimten waarin mensen staan of zitten te glimlachen. Verdoold.