De sleutel van Van Ostaijen

 Donderdag komt zijn poëzie aan bod. Ik snuffel in zijn proza waar de letterkunde weinig raad mee weet. Het bordeel van Ika Loch uit 1926 heet dan een 'groteske'. En wat te denken van 'De verloren huissleutel' (1928).

 Ondertitel: 'hoe het komt of zie je wel'. Het averechtse bordeel is hier een averechtse stad geworden. Lees Antwerpen. Dat begint met Hasdrubal Paaltjens, een keurige, maar erg dronken heer:

  'Toen hij, dronkenlap, en met behulp van een koetsier, zijn huis had gevonden vond hij zijn huissleutel niet meer. De dronkenscha­p is een nuchtere toestand. Het is de toestand van de nuchtere balans. Ja en neen vernietigen zich voortdurend. Of hij zijn huissleutel nu werkelik verloren had, heeft totnutoe niemand logies-mathematisch kunnen bewijzen. Sommigen beweren dat hij zijn huissleutel niet had verloren, dat hij deze sleutel waarschijnlik in de hand hield, doch dat dit kleine detail hem was ontgaan.'

 Lees dit als Van Ostaijens bijdrage aan de maand van de filosofie. Het gaat verder. Hasdrubal houdt een lange alleenspraak vol wijsgerige overwegingen. En besluit 'de laatste meid die vermoedelijk nog geen kliënt heeft gevonden' op te speuren. Waarom 'der hoerschap laatst' exempel' nog geen klant vond blijkt als Hasdrubal door syfilis getroffen wordt. Maar dan.

 Omdat hij - 'De glorie van de stad, Het levende gedicht' - nogal actief is verspreidt de kwaal zich razend snel door bijna geheel de stad X.. En dan ontstaat er een syfilitische vrijstaat. Waar zelfs vanuit Amerika en Japan immigranten naartoe komen. Bij de dokters lange rijen, er worden hangars gebouwd waar de patiënten overnachten. Maar er wordt een remedie gevonden. Hasdrubal, de lokale heilige, krijgt een monument. Zijn verloren huissleutel in de voet. Er komt een Verloren Sleutelstraat. Van Ostaijen en de drank, Van Ostaijen en de hoeren. Wie schrijft het verhaal?