Zonder bijgedachten opgaan in wat je omgeeft. Zoals de zomeravond gisteren. Toen ik nog even in m'n balkontuintje zat, in lauwe, luwe lucht. Zitten, meer niet. De stilte laten neerdalen. Zo 's avonds laat als het groen een zacht fluisterend gordijn wordt. Je blijft de blaadjes zien maar de kleur verschuift naar bijna zwart. En vandaag is het weer voor Der Mouw. Zijn fietstochtje:
'De laan in, uit westelijke wolkensluis,
stuwt-op 't oranje licht; 't gewelf van toppen
lijkt, vastgeklonken met fel kop'ren knoppen
geelgroene naad van zacht hellende buis
Ik freewheel over licht; langwerp'ge droppen
trillen op 't stuur; en 'k luister naar 't geruis
achter me in 't dorre blad, en naar 't gedruis
bij sprong of droog geknap van beukedoppen.
Tot streep smelt saam 't versneld metaalgetikkel.
Hard gonst de nobel-koele wind. Op 't nikkel
schittert een dubbelster, oranjerood
aan 't einde van de laan, om me op te vangen,
staat, groot, de zon. Voort vlieg 'k, in vreemd verlangen
naar iets - onzegbaar, tijdloos: liefde-en-dood