Corona Grossa

 Je herkent oude herbergen aan hun poorten, breed genoeg om een rijtuig door te laten naar de binnenplaats en de stallen. Mijn vaste verblijfplaats in Ceva, Piemonte, was er zoéén. Ceva, aan de Tanaro, met een hoger gelegen station en een stationsbar. Heilige plaatsen in Italië.

 Om een Gazzetta te kopen tussen de hoeren die naar Genua zouden reizen en de negers met hun bossen paraplu's, bestemd voor de toeristen die in Genua overvallen zouden worden door een bui, en daarna af te dalen naar de Corona Grossa beneden, naar Arturo.

 De Corona Grossa - dikke kroon - geen ziekte maar een eeuwenoude herberg met een overgroeide binnenplaats en wat kamers rondom. Gedreven door Arturo, die je bij vertrek altijd een fles van zijn eigen wijn meegaf.

 Zijn keuken met het reusachtige houtfornuis was de kern van het bedrijf. Tegen vijven kwamen daar familieleden samen. Altijd met iets voor het eten. Zijn vader met een konijn onder de snelbinder van zijn brommertje, een verre neef met een vis en meer. Sla groeide overal langs de weg. voor hen en voor ons kookte Arturo, vandaag coniglio.

De herberg is verkocht en opgesjiekt, Arturo verdwenen. De binnenstad van Ceva met zijn spoorwegviaduct en arcaden bestaat nog. Nog steeds zullen daar tegen achten de roestige rolluiken omlaag donderen.