Brandstof en voedsel, daar ging de oorlog in Nederland over. In De Parelduiker geeft Nico Keuning een voorproef van de Willem Brakman-biografie waar hij aan werkt. Over diens enige oorlogsroman 'Debielen en demonen'.
Geen spanning, sensatie of heldendom maar kou. Zijn vader sleept uit de wijde omgeving brandhout aan naar de Haagse Elsstraat, zijn moeder gaat op voedseltocht. De op een vals persoonsbewijs ondergedoken Willem studeert voor dokter in de laatste oorlogswinter. 'De kou slaat van elke bladzijde,' schijft Keuning. En in het boek staat: 'Wie koud leeft, leeft lang, maar voor het leren was de kou niet bevorderlijk. Zolang het maar bij handen en voeten bleef ging het nog wel, maar wanneer hij zich eenmaal in de buurt van mijn maag had genesteld dan werd ik slaperig en suf. Vaak dommelde ik dan boven mijn boeken in om weer wakker te schrikken in een doodstille wereld, verstijfd, versteend en met hoofdpijn.'
Willem moest en zou dokter worden. Vooral zijn moeder, de verpleegster, had er alles voor over.
' Ergens was de oorlog, hij was niet te zien maar men sprak erover, de echte oorlog van staal op staal en waarbij bloed in de aarde sijpelde. Miljoenen soldaten vochten, maar er was er niet een te zien en er was niets van te horen.'
Hij heeft erotische fantasieën over een zwakzinnig meisje in de straat: 'In het hoofd van debiele mensen, las ik, is iets helemaal mis, de hersenvliezen zijn te droog, de hersenkanaaltjes veel te nauw. Van binnen ziet hun hoofd eruit als een vermolmde okkernoot, alles bruin en zacht en als ze denken doet dat pijn.'